|
|
Babel en Pinksteren
Het verhaal van de toren van Babel (Genesis 10) wordt gewoonlijk
beschouwd als een straf van God voor een project van menselijke
hoogmoed: mensen die de hemel willen bereiken door een toren
te bouwen. Om aan dat dwaze verlangen een einde te stellen, drijft
God de bouwers uiteen en maakt dat ze elkaar niet meer verstaan.
Een meer aandachtige lezing maakt echter dat we andere vragen
kunnen stellen aan deze tekst. Verspreid worden over heel de
wereld is in de bijbel geen straf, maar vaak het resultaat van
Gods zegen. Dat is het geval bij de zonen van Noach, die na de
zondvloed en het verbond dat God met hen sloot, zich verspreiden
en de hele aarde opnieuw gaan bevolken. Men heeft van de zonen
van Noach de stichters gemaakt van de verschillende rassen, volgens
de streek waarin ze woonden en de taal die ze spraken.
Het is wel zo dat de stadsbewoners waarvan het verhaal van
Babel ons vertelt, bang zijn verspreid te worden. Ze klampen
zich vast aan een opvatting over eenheid die niets anders is
dan een krampachtige fusie-identiteit. Dat is de diepe betekenis
van het verlangen naar één stad, één
toren, één taal en dezelfde woorden om zich uit
te drukken. Binnen een dergelijk denkkader is er geen plaats
meer voor dialoog, openheid, samen-zoeken. Men is niet in staat
zich open te stellen voor de andere, die 'anders' is, voor de
vreemde, en diens waarheid. Er is maar één waarheid
meer, en de bouwers van de toren die met zijn spits tot in de
hemel wil reiken, leggen die waarheid aan iedereen op, op gezag
van God.
Hoe moeten we dan de verspreiding en de verscheidenheid van
talen verstaan, als dit gevaar op de achtergrond zien? Als een
straf? Als een muur tegen het monolithisme en de overheersingsdrang?
God is niet bang, zegt men dan, voor de mens als zijn rivaal.
De mens is trouwens gemaakt om op Hem te gelijken. God vreest
veeleer dat de mens zich zal opsluiten in zichzelf, dat hij zijn
eigenheid op eeh heel enge manier gaat verstaan, en dat hij maar
één taal meer zal spreken, een taal die op niets
slaat
God vreest dat er geen plaats zal zijn voor het verschil,
en dat degenen die niet beantwoorden aan de 'norm' (door hun
verschijning, hun taal of hun opinie) vervolgd zullen worden.
God komt tussen om de diversiteit weer mogelijk te maken en een
einde te stellen aan het totalitarisme dat maar één
mening duldt. En zo geschiedde het. De bewoners staakten de bouw
van "dé stad" en konden zich zo over de hele
wereld verspreiden en "steden" bouwen.
Dezelfde opening en dezelfde zending zien we aan het werk
in het Pinkstergebeuren (Handelingen 2, 5-12). Soms plaatst men
Babel en Pinksteren tegenover elkaar. In werkelijkheid gaat het
om een zelfde beweging, in de richting van verscheidenheid! De
zaal waarin de leerlingen van Jezus zich hadden teruggetrokken,
gaat open. De leerlingen gaan naar buiten en beginnen te spreken:
"Toen dat geluid (een geraas als van een hevige wind) opkwam,
liep de menigte te hoop en raakte in verwarring, omdat iedereen
hen in zijn eigen taal hoorde spreken." Het is de overwinning
van de verscheidenheid! Het is niet één enkele
taal horen spreken, maar de andere talen verstaan. Het is mij
voldoende openstellen voor de andere om te begrijpen wat hij
zegt en om te maken dat hij begrijpt wat ik zeg; om 'zijn' waarheid
te horen, en om in staat te zijn, vertrekkend vanuit dié
waarheid, die van de mijne verschilt, een àndere waarheid
te kunnen opbouwen, die rijker is en beter de werkelijkheid benadert.
Gedreven door deze geest gaan de apostelen effectief vertrekken
naar wat voor hen 'de 'uiteinden van de aarde' waren: Rome, Griekenland,
de eilanden in de Middellandse Zee
om het goede nieuws
van Jezus bekend te maken.
De Geest 'opent' het hart van de gelovigen. Daardoor zullen
ze zich nooit meer blindstaren op één enkele idee,
één enkele voorstelling van God, één
enkel beeld van de ander en van zichzelf. Ook in de instellingen,
die wel eens de neiging vertonen te gaan bestaan voor zichzelf,
is dezelfde Geest aan het werk. Ook in onze kerken, waarvan je
soms de indruk hebt dat er geen leven meer in steek. Ook daar
is onder de grond iets aan het ontkiemen dat op zekere dag zal
openbarsten in een nieuw Pinksteren. Zodra een samenleving, een
organisatie of een kerk zich begint op te sluiten in één
enkele taal en in één denksysteem, dat voor iedereen
hetzelfde moet zijn, laat ze blijken hoe onzeker ze is over haar
identiteit. Op langere termijn bereidt ze haar ondergang voor,
omdat elk systeem dat zich afsluit voor de wisselwerking die
het nodig heeft om in leven te blijven, sterft. De werkzame aanwezigheid
van de Geest, zoals Jezus die beloofd heeft aan zijn kerk, zou
haar moeten behoeden voor een dergelijke ontsporing, en haar
onbevreesd openbreken voor de verschillende culturen, voor de
dialoog tussen de verschillende godsdiensten, voor uiteenlopende
theologische onderzoekingen en voor nieuwe manieren van samenleven. |