De electronische Catechismus: Maart 2000

De vier uitersten

Archiv
De Kerk





Actualite





Aide

email

 

Het team dat aan deze catechismus werkt biedt u elke maand twee teksten aan. Suggesties om deze teksten te verbeteren worden met dank aanvaard. We zouden deze catechismus graag zien groeien als iets waaraan we samen bouwen.
Voorstellen voor nieuwe onderwerpen zijn ook altijd welkom.


De vier uitersten

In bepaalde tijden, en ook nog niet zo lang geleden, gaf de overheersende spiritualiteit bij de katholieken blijk van onderwaardering voor het leven hier op aarde. Het kwam er alleen op aan verdiensten te verwerven voor het hiernamaals, "zijn hemel te verdienen"! Vandaag de dag gaat de aandacht gelukkig vooral naar de zingeving en de evangelische waarde van het leven hier op aarde. Hoe zit het dan met dat hiernamaals, die "vier uitersten", welke plaats nemen zij in in het hart van de christelijke hoop?

De gelovige bekijkt het leven als een deelname aan het leven van God. Hij is zo intens gehecht aan het leven, dat hij van ganser harte uitziet naar een verlenging ervan in het hiernamaals. Ook is er de diepe verbondenheid die hier op aarde tussen mensen kan groeien en waarvan we niet kunnen geloven dat ze plots zou ophouden te bestaan - zij wijst in de richting van de Andere bij uitstek, de God van het verbond. En nog iets anders: voor het leven nù, de werkelijkheid die voor velen zo onmenselijk is, put de mens steun uit de hoop dat het eenmaal rustiger wordt, uit de verwachting dat het geluk eenmaal werkelijkheid zal worden - voor zichzelf en voor de zijnen. We kunnen ons niet neerleggen bij het feit dat zoveel mensenlevens vroegtijdig worden weggemaaid of alleen maar lijden en onrecht kennen. Er moet een dag komen waarop geluk, liefde, het Rijk van God - dat Jezus aankondigde en zichtbaar liet worden - voor hen zullen opengaan.

Het kan dan ook niet anders dan dat onze verbeelding een dergelijke verwachting ondersteunt en inkleurt. Ook al weten we dat ze noodzakelijkerwijze nooit een adequaat beeld kan geven van de transcendentie waarnaar we zo diep verlangen, waarnaar we op weg zijn.

Het is nog niet zo lang geleden dat bij de beschrijvingen van de heerlijkheden van het hiernamaals het water ons in de mond kwam. Ze gaven ons een beeld van de verwachtingen die hier op aarde al te weinig werkelijkheid werden. Maar ook de voorstellingen van de martelingen in het vagevuur en de hel lieten niets te wensen over. Breughel, Jeroen Bosch en tal van anderen lieten hun verbeelding de vrije loop gaan. Vandaag de dag wordt het hiernamaals veel soberder opgeroepen. Wat ons geloof ook mag zijn, we weten niet wie God is. Hoe kunnen we ons dan voorstellen wat ons na de dood te wachten staat?

Gelukkig leidt deze fundamentele onbekendheid niet meer tot een allesverlammende schrik. Het beeld van een God die geen pardon kent, die noodzakelijk onverbiddelijk moet zijn om de mens op de rechte baan te houden, begint meer en meer te wijken voor het beeld van een God die rechtvaardig is en barmhartig, die weet hoe ingewikkeld en moeilijk het leven is voor een mens. Ieder mens, ongeacht zijn miserie, was welkom bij Jezus, wiens houding verder getypeerd werd door medeleven en vertrouwen. Geleidelijk aan ontdekken we dat deze houding veel meer stimulerend werkt dan bedreigingen en angst voor het Laatste Oordeel en de hel dat kunnen doen.

Het diepe verlangen naar het hiernamaals ontspruit zowel uit de rijkdom van de verbondenheid die we onder mensen beleven als uit de tragiek van het bestaan. Is dit verlangen een vlucht? Of is het een spoor van een eeuwigheiddimensie in het hart van de mens?

Met al wat er aan gebrekkigheid, verlamming, blindheid en zondigheid in ons en in de anderen is, verlangen wij net als in de tijd van Jezus om te horen en te mogen voelen dat we bemind zijn, dat wij waardevol zijn in Gods ogen, dat het Rijk van God reeds midden onder ons is. En dat wij geroepen zijn om de voltooiing ervan voor te bereiden.

Hoe intenser wij ons inzetten in dit leven, met alle wonderen waartoe de liefde elke dag in staat is, en hoe meer wij ons tegelijkertijd bewust worden van de drama's die dit leven doorkruisen, des te dieper zal de verwachting op een hiernamaals waar we mogen delen in de liefde van God geworteld zijn in het hart van de mens.

Top





Actualite





Aide

email

 

De Kerk

Het woord betekent "bijeenroeping", "bijeengeroepen vergadering". De eerste christenen, die dit Griekse woord kozen om over hun gemeenschappen te spreken, waren zich ervan bewust dat ze niet louter op eigen initiatief bijeenkwamen, maar daartoe door God werden uitgenodigd. De kerk heeft dit dubbele aspect bewaard: ze is een gemeenschap van mensen en een antwoord op een uitnodiging die van elders komt.

De kerk situeert zich in de geschiedenis en de samenleving. Dat is de zichtbare kant ervan. Tegelijk overstijgt zij ook de geschiedenis en de samenleving. Je doet haar onrecht aan als je deze laatste werkelijkheid, van geestelijke aard, zou verdoezelen en de Kerk alleen zou bekijken vanuit de manier waarop ze functioneert. Wat dit laatste betreft: ze is een menselijke organisatie, getekend door toevallige omstandigheden. Ze heeft haar bestuursvorm ontleend aan de bestaande cultuur: Romeins, feodaal of monarchaal. Maar… ze is ook het veld dat God bewerkt, zijn bouwwerk met levende stenen, zijn familie. Ze is 'het volk van God', om nog een ander beeld te gebruiken, de woonplaats van de heilige Geest. Ze ontleent haar gezag aan Christus, en niet aan mensen. Het heil is haar toevertrouwd, wat niet wil zeggen dat ze het heil tot stand brengt, of verwerft. Het heil is een onverdiend geschenk dat de Zoon van de Vader heeft ontvangen. Wie de kerk zou beperken tot haar zichtbaar, organisatorisch aspect, wie de priesters zou verlagen tot ambtenaren en vrijgestelden, neemt haar mysterie weg, haar geestelijk aspect. En dan zou de kerk afgesneden zijn van haar bestaansreden, die niet alleen steunt op sociologische realiteiten, maar op geloofsgegevens.

Toch is het ook waar, dat het in de zichtbare gestalte van de kerk is dat men haar geestelijke werkelijkheid aan het licht ziet komen. De kerk is heel zeker méér dan een menselijk project, maar toch moeten mensen ervoor zorgen dat wat de kerk naar buiten toont, overeenkomt met haar geestelijk aspect.

Al te vaak doet het woord 'Kerk' denken aan vrijgestelde bedienaren van het instituut, de hiërarchie, het leergezag, en niet meer aan het verzamelde gelovige volk. Dat heeft te maken met de geschiedenis, waarin het Godsvolk in tweeën werd gesplitst, met een clerus aan de ene kant en leken aan de andere kant. De clerus kreeg daarin de bevoegdheid om te onderrichten, de leiding waar te nemen en om de sacramenten toe te dienen, de leken kregen alleen een passieve en ondergeschikte rol.

Jezus heeft de kerk niet gesticht met de organisatie zoals wij die kennen. Hij heeft het Rijk van God verkondigd. Bij zijn dood werd op een symbolische manier het tempelgordijn doormidden gescheurd, het voorhangsel dat het heilige scheidde van het profane, het reine van het onreine, en, volgens de logica van wat helaas tot op vandaag nog altijd gehandhaafd blijft, de vrouw van de man. Het heeft amper vier eeuwen geduurd voor het tempelgordijn weer werd dichtgenaaid …

In deze tijd komen we opnieuw dichter bij wat in de begintijd van de kerk beleefd werd, toen ze nog niet door de staat werd erkend. Ze bestaat (opnieuw) in verscheidenheid, en is een minderheid geworden. Ze wordt dus uitgenodigd om zich bescheiden op te stellen. Ze wint aan kwaliteit wat ze verliest aan kwantiteit. In de plaats van een vanzelfsprekend lidmaatschap van de kerk komt een authentiek engagement en een diep geloof. De vermindering van het aantal priesters is een providentiële gelegenheid om de allesoverheersende rol van de kerkbedienaren te herzien. Om te antwoorden op de noden van de gemeenschappen staan leken op, vrouwen en mannen, die zich ten dienste stellen. Zo ontdekken we weer de echte betekenis van het 'dienstwerk'. Hun manier van doen verandert het gezicht van de kerk: ze wordt meer levensnabij, minder overheersend en moraliserend. We moeten in deze tijd allemaal opnieuw aan het gelovige volk zijn volle plaats geven. De opsplitsing van de kerk in twee kasten beantwoordt niet aan onze democratische praktijk, maar is vooral niet in de lijn van het evangelie. "Noem niemand van jullie 'Meester', want jullie hebben maar één meester…" (Mattteüs 23, 8). En we weten dat die 'meester' zijn gezag heeft uitgeoefend in de vorm van de dienstbaarheid, van de zelfgave. Hij heeft de voeten van zijn leerlingen gewassen en zich laten terechtstellen op een kruis. De gemeenschap van de christenen als geheel moet dus maken dat er in de kerk-organisatie een praktijk van gedeelde verantwoordelijkheid tot stand komt, een praktijk van collegiaal genomen beslissingen, van gelijkwaardigheid en partnerschap - zodat de kerk beter haar zending kan vervullen bij de armen. Alleen dan zal ze laten zien dat ze werkelijk de kerk van Christus is, en zal ze geloofwaardig worden voor onze tijdgenoten.

Top






Actualite





Aide

email

 

Archiv :



Top