|
DE OUDERDOM EN DE DOOD
- Voor alle mensen, gelovigen en ongelovigen, is de dood een zware beproeving,
een schande. Wij leven zo graag! De familiebanden, de rijkdom van onze
relaties geven aan ons leven zijn menselijke kwaliteit.
- Jezus heeft over de dood geen klaarheid gebracht. Hij heeft geleefd,
heeft angst gekend, maar vooral vertrouwen en liefde. "Vader, in uw
handen beveel ik mijn geest." Een liefde die niemand afstoot.
Hoe moeten wij de dood zien, als ultiem gebeuren, maar ook in de weg
die daaraan voorafgaat? Is de dood alleen maar het uiteindelijke afbreken
van het leven? Is zij niet het orgelpunt dat een mensenleven bekroont? Of
zou zij dat niet kunnen zijn? Onze dood, en de omstandigheden waarin wij
zullen sterven, zijn ons onbekend. We bepalen zelf welke zin we geven aan
die laatste etappe van het leven die naar onze dood leidt.
De ouderdom is een periode waarin we meer dan ooit geconfronteerd worden
met onszelf. We worden ons bewust van de manier waarop wij ons gewoonlijk
gedragen en die aan de basis ligt van onze eigen manier van zijn. Veel dingen
worden nu minder belangrijk. We bekijken opnieuw het verloop van ons leven
en leggen de laatste hand aan de opbouw van onszelf. Als een mens aanvaardt
dat hij ouder wordt, dan is de ouderdom een periode waarin alles helderder
wordt. Een tijd van confrontatie met het essentiële, een tijd van innerlijk
tot heelheid komen, in harmonie met de waarden die ons bij onze keuzes hebben
geleid.
De kwaliteit van onze relaties gaat samen met de intensiteit van onze
innerlijkheid. Als het zo is dat de ouderdom een gunstig klimaat schept
om binnen te treden in het diepste van onszelf, dan leert zij ons tezelfdertijd
ook hoe enorm belangrijk relaties zijn. Een mens leeft maar écht
als hij verbondenheid beleeft. Bij het ouder worden wordt de relatie steeds
belangrijker in wat haar diepste wezen uitmaakt: uitwisseling, gedeeld vertrouwen,
het samen beleven van dezelfde fundamentele waarden. Het doen krijgt een
minder dwingend karakter. Het zijn en het samen-zijn krijgen een veel centralere
plaats.
De groeiende afhankelijkheid van iemand die oud is, van iemand die gaat
sterven, moet niet zozeer beschouwd worden als een vorm van aftakeling.
Ze kan een positieve betekenis hebben. Voor een "gelovige" zou
ze aan het licht kunnen brengen hoe hij of zij leeft met het vooruitzicht
op de ontmoeting met God. Wat kunnen we voor die laatste overgang beter
aanbrengen dan onze meest totale overgave, een onbegrensd vertrouwen? Alles
waarvoor we ons hebben ingezet, de strijd die we hebben gevoerd, onze keuzes,
onze mislukkingen - dit alles zou kunnen leiden tot een vorm van ons terugplooien
op wie wij geweest zijn. Terwijl voor ons, gelovigen, maar één
iets belangrijk is: dat wij met vertrouwen uitzien naar God, wiens volheid
van liefde alleen maar verlangt om zich mee te delen.
Het perspectief van de dood brengt ieder mens terug naar de kwaliteit
en de innerlijke samenhang van de manier waarop hij nù leeft. Voor
de enen is dit de aanvaarding van het definitieve einde van de eigen persoon,
op een meer of minder rustige manier. Voor anderen is dit de hoop op een
hiernamaals, waar we terugvinden wie ons zijn voorgegaan en mogen uitzien
naar een leven waar we eindelijk allen gelukkig zullen zijn. |