MARIA
Heeft Maria, een joodse vrouw, de moeder van Jezus, een plaats in ons
geloof? In onze verbeeldingswereld? Is zij een koningin van wie men gunsten
hoopt te krijgen? Een moederlijke toevlucht als het leven hard is? De vertegenwoordigster
van het vrouwelijke in een mannelijk instituut? Een licht op onze weg?
En als we eens eenvoudigweg het Evangelie ter hand zouden nemen, en even
vergeten wat 20 eeuwen christendom van Maria gemaakt hebben? Onder de eenvoud
van de taal van de evangelies schuilt een grote intensiteit van leven.
De eerste hoofdstukken van Lucas hebben een betekenis die veel verder
reikt dan wat er verteld wordt. De wonderbaarlijke boodschap van de engel
Gabriël brengt Maria niet in vervoering. Ze is geen lichtgelovige vrouw,
ze vraagt om uitleg: "Hoe zal dat gebeuren?"
Daarna vertrekt ze naar haar nicht Elisabeth. Als men een geheim met
zich meedraagt dat té groot, té zwaar is, dan moet men iemand
vinden waaraan men zich kan toevertrouwen, een vriend of een vriendin waarvan
men zeker is dat die het zal begrijpen. Vandaar het lange traject van Nazareth
naar
Ein-Karem. De ontmoeting tussen beide vrouwen getuigt van een buitengewone
innerlijkheid. De adem van de Geest maakt hen doorzichtig voor elkaar. En
Maria, de stille, heft het Magnificat aan: het lied dat aankondigt dat God
de machtigen van hun troon zal stoten en de rijken zal wegsturen met lege
handen.
Later zien we hoe ze ongerust is. Het gerucht doet de ronde dat Jezus
buiten zichzelf is. Hij geeft onderricht en men komt hem zeggen: "Je
moeder en je broers zijn daar en ze vragen naar jou." Maria voelde
het verzet tegen Jezus groeien. Ze wist van het lot dat profeten te wachten
staat. Ze vreesde voor het leven van haar zoon. Ongetwijfeld had ze ook
haar vragen bij zijn onderricht dat toch niet altijd in de lijn lag van
wat de hogepriesters leerden. Oppositie voeren tegenover hen die geacht
worden de waarheid te behoeden vraagt een zeer heldere geest en veel moed.
- In het evangelie van Johannes treffen we haar in Kana. "Ze hebben
geen wijn meer," zegt ze tot haar zoon. Die antwoordt haar: "Mijn
uur is nog niet gekomen." Het lijkt alsof Maria haar kind laat geboren
worden tot zijn taak. Ze zegt heel eenvoudig tot de knechten: "Doe
wat hij u zeggen zal."
- Zij staat naast het kruis. Ze blijft trouw tot het einde. Jezus spreekt
een laatste maal zijn moeder aan. Plechtig noemt hij haar "vrouw"
en zegt dan:
- "ziedaar uw zoon". Hij wijst daarbij naar Johannes die naast
haar staat.
Tot hem zegt hij: "Ziedaar uw moeder!" Een woord vol tederheid,
maar wreed tegelijk. Het kind dat ze gedragen heeft, ter wereld gebracht,
opgevoed, gekoesterd, sterft een gruwelijke dood. En hij vertrouwt haar
een andere zoon toe, aan wie hij haar tezelfdertijd toevertrouwt. Net alsof
een kind
een ander kind zou kunnen vervangen! Moederliefde mag zich niet op zichzelf
terugplooien, altijd opnieuw moet zij leven geven.
Over Maria en de verrijzenis wordt niets verteld. Dat heeft zich afgespeeld
in het geheim van haar hart. Maar we vinden haar terug in het cenakel, de
bovenruimte waar de leerlingen, na het heengaan van Jezus, elkaar terugvonden.
"Eén van hart" staat er in de Handelingen van de Apostelen,
"bleven ze volharden in het gebed, samen met enkele vrouwen, waaronder
Maria, de moeder van Jezus, en zijn broers." Dit is het eerste beeld
van de Kerk die nu geboren wordt, eenvoudig en mooi: de vrienden van Jezus,
mannen en vrouwen, zijn broers, zijn moeder, allen samen hoopvol wachtend
op de Geest. |