bible
 
Pinksteren  
   
(Handelingen van de Apostelen 2)  
   
résurrection Het centrale element in het christelijk geloof is de verrijzenis van Jezus van Nazaret. Dit wordt gevierd met Pasen.
 
   
Maar dit gebeuren kent verscheidene facetten die verspreid liggen over nog andere feesten, zoals Hemelvaart en Pinksteren, die deel uitmaken van het Paasmysterie. Er bestaat een manier om Pasen te vieren die doet vergeten dat aan de verrijzenis Jezus’ dood voorafging, een echte dood. Daaraan herinnert ons het feest van Hemelvaart, waar Jezus uit deze wereld verdwijnt. Bij de verrijzenis gaat het niet om de reanimatie van het lichaam van Jezus. Het lege graf betekende reeds dat we moesten leren leven zonder het lichaam van Jezus. Maar ook wanneer Jezus na zijn verrijzenis aan de leerlingen verschijnt, dan herkennen ze hem niet, het is iemand anders, en toch, in een tweede fase, weten ze met zekerheid dat hij het is. Hij wordt herkend aan tekens: het breken van het brood voor de leerlingen van Emmaüs (Lucas 24,13-35), een wonderbare visvangst voor de apostelen die hun werk hervat hebben na de dood van Jezus (Johannes 21).  
   
Een wonderlijke aanwezigheid! Het is het Pinksterfeest dat deze nieuwe manier van aanwezig zijn te kennen geeft. Dit feest zou men het feest kunnen noemen van de nieuwe aanwezigheid van Jezus onder ons, een aanwezigheid die niet langer materieel is, maar spiritueel. Het is nu de tijd van de Geest die Jezus beloofd had te sturen (Johannes 16,7 en volgende).
esprit de Pentecôte
 
   
De uitstorting van de Geest is herkenbaar aan de effecten ervan: de deuren van het Cenakel waar de leerlingen een schuilplaats hadden gezocht gaan open, de vrees die hen binnenhield is verdwenen; ze durven zich tonen en met overredingskracht tot allen het woord richten. De ervaring van deze gave van de Geest hebben de leerlingen beleefd onder de vorm van wind en vuur. De wind, dat is een luchtcirculatie die symbool staat voor de ruimte die nodig is om te ademen, om zich te bewegen en om met elkaar in relatie te treden zonder elkaar te verpletteren; als men te dicht opeengepakt staat durft men wel eens zeggen: “Laat me a.u.b. ademen”. Het vuur dan weer verlicht en verwarmt. Daar hebben we dus een plaats die verlicht is door kennis: de leerlingen begrijpen van binnenuit wie Jezus waarlijk is en wat zijn boodschap is; ze ondervinden wat Jezus aangekondigd had: “De Geest van de waarheid zal jullie, wanneer hij komt, de weg wijzen naar de volle waarheid” (Johannes 16,13). Het is ook een hartelijke ruimte waar vertrouwen en wederzijdse liefde zich kunnen ontwikkelen.  
   
Dat zijn de tekens die Jezus ons vandaag geeft van zijn aanwezigheid. Overal waar de Geest zich op die manier manifesteert, is Jezus aanwezig. Daar waar vriendschap is en liefde, daar is God. Ubi caritas et amor, Deus ibi est. Ook het verhaal van het Laatste Oordeel maakt dit duidelijk: “ ‘Wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?’ En de koning zal hun antwoorden: ‘Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan’” (Matteüs 25,37-40). Het is in de kwaliteit van het delen en uitwisselen met de anderen dat Jezus aanwezig komt. Zo is het in het eucharistisch delen dat men kan spreken van ‘reële tegenwoordigheid’ – en in tegenstelling daarmee kan men daaraan twijfelen bij een eucharistieviering waar de gemeenschapsdimensie ontbreekt.  
   
Jésus les envoie De kracht die mensen ertoe aanzet om hun huis te verlaten, om zichzelf te verlaten, is het waarmerk van een zending. Net voor hij uit de ogen van zijn leerlingen verdwijnt zendt Jezus hen: “Jullie zullen kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde”
(Handelingen 1,8).
 
   
Het gaat om een universele zending, die voor allen geldt, mannen en vrouwen: “Trek heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend” (Marcus 16,15). Dat beginnen ze te doen op de dag van Pinksteren. Ze moeten geen tijd verliezen door naar de hemel te kijken.  
   
Dat goede nieuws (die Blijde Boodschap) is identiek aan wat Jezus verkondigde door zijn daden. Als de leerlingen na dit gebeuren het Cenakel verlaten verstaat iedereen hun taal, want ze spreken de taal van de daden, een taal die zich tot iedereen richt en ieders hart raakt: het is het vermogen, voor iedereen, om zich bemind en welkom te weten, om in vrijheid voluit te leven, om zijn waardigheid terug te vinden, om te kennen en gekend te zijn. Het is zo dat Jezus kan beloven “Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld”
(Matteüs 28,20).