|
|
De bijbel, spontaan vertaald |
|
Allerlei groepen actualiseren en verjongen op een gelukkige
manier teksten uit het evangelie!
DE EERSTE ZALIGSPREKING
|
"Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het
Rijk der Hemelen" (Matteüs 5,3) |
Deze welbekende zin uit de bergrede is de eerste van de
'zaligsprekingen', zo genoemd omdat negen opeenvolgende zinnen
met hetzelfde woord beginnen: "Zalig zij
"
In de Gard is er een bezinningsgroep die regelmatig samenkomt
om, vertrekkend vanuit een evangelietekst, vrijuit van gedachten
te wisselen. Vertrekkend van wat een lofrede op de armoede lijkt
te zijn, hebben ze zich afgevraagd wat men zou moeten verstaan
onder 'materiële armoede'.
Materiële armoede lijkt afhankelijk te zijn van de
maatschappij waarin men leeft. Jezus zelf - ook al was hij niet
echt rijk - behoorde niet tot de allerarmsten. Hij was tenslotte
de zoon van een ambachtsman, een stand die aanleunt bij de klasse
van de kleine burgerij, zoals de Farizeeën. Zijn leerlingen
echter behoorden tot de wereld van de kleinen, de eenvoudigen,
de armen. Tijdens zijn openbaar leven heeft Jezus gekozen om
hun lot te delen, het bestaan van een arme zwerver. Maar ook
dààr nog moeten we de armoede relativeren: in een
land met een warm klimaat had men niet veel kleren nodig, in
een tamelijk vruchtbare streek van boeren en herders kende men
slechts zelden voedseltekort (alleen in tijden van aanhoudende
droogte), en in een streek waarin de gastvrijheid diep ingeworteld
zit - zoals in heel het Oosten en het Midden-Oosten -, daar kon
elke reiziger genieten van een netwerk van effectieve solidariteit.
Zelfs als Jezus' naastbestaanden hem niet altijd erkenden, dan
werd hij toch op verschillende plaatsen goed onthaald, zonder
terughoudendheid, en zelfs zeer gaarne!.
|
En toch. We voelen ons niet op ons gemak bij die radicale
oproep om materiële goederen achter te laten. Hoever moeten
we gaan in het afstand doen van wat we hebben? Is armoede op
zichzelf iets goeds, of is ontbering toch iets slechts, iets
wat men moet vermijden? Iemand uit de groep, die zelf materiële
armoede heeft gekend, getuigt hoe de armoede, als die te groot
wordt, en in elk geval in onze samenleving, maar moeilijk vreugde
en sereniteit met zich meebrengt. Heel vlug raakt men sociaal
afgesneden (denk aan de daklozen), kent men eenzaamheid, het
gevoel in de steek gelaten te worden, de indruk verlamd te zijn
en niet meer in staat om voor de anderen iets te kunnen betekenen:
sociaal, menselijk, psychologisch. Totale berooidheid betekent
marginalisatie. Dat kan toch niet de betekenis zijn van "Zalig
zij die arm zijn"!
Hoe vind je dan de juiste middenweg tussen: de armen nabij
zijn en niet te dicht bij de rijken aanleunen? Waar situeren
wij ons best? Wellicht schuilt de oplossing in een mentaliteit,
waarbij iemand in staat is onthecht te zijn van alles wat hij
bezit, van alle bezit waaraan hij of zij al te gehecht zou kunnen
zijn. Voldoende hebben om behoorlijk te kunnen leven, zonder
te proberen rijkdommen op te stapelen voor zijn plezier. Alles
wat men te veel heeft, teruggeven aan wie armer is, delen, weggeven,
en zo de armoede van de anderen bestrijden. Zijn geld goed gebruiken
voor
de anderen! Geen schatten verzamelen, maar de materiële
goederen gebruiken als middelen, zonder meer, en niet als afgoden.
Maar ook van de armoede geen afgod maken, in die zin dat men
dààrin behagen zou scheppen. Als er moeilijke materiële
problemen opduiken, die dan in alle eenvoud onder ogen zien en
ze moedig proberen te boven te komen. Waarschijnlijk is dàt
de betekenis van de armoede 'van geest'. |