|
|
Wie is Jezus van Nazareth?
Het christelijk geloof vindt zijn oorsprong bij Jezus van
Nazareth. Het zijn vooral de vier evangelies, Matteüs, Marcus,
Lucas en Johannes, die zijn leven en zijn boodschap tot bij ons
brengen. Elk van hen laat ons op zijn manier kennismaken met
die Jood uit een klein gehucht in Galilea die op zijn 30e begonnen
is met de verkondiging van een blijde, bevrijdende boodschap.
Hij situeerde zich helemaal in de lijn van de wet en de profeten
uit het Eerste Testament. Hij lichtte die boodschap toe en gaf
haar een nieuwe, in zekere zin een universele dimensie.
Leerlingen, mannen en vrouwen, sloten zich bij hem aan. Ze
waren onder de indruk van de intensiteit in zijn relatie met
elk van hen, en in het bijzonder met de meest berooiden, aan
wie hij vertrouwen schonk en levenszin: door de stevigheid en
de kracht van zijn inzet, door de manier waarop hij tegelijk
dienaar en meester was, door de tekens van bevrijding die hij
stelde.
Zijn leerlingen en de massa's in Galilea en Judea zagen in
hem op de eerste plaats een mens met uitzonderlijk menselijke
kwaliteiten, drager van een veeleisende boodschap, helemaal gericht
op gerechtigheid en liefde.
Zijn omgeving, en op zekere momenten ook de massa die hem
beluisterde, werd gewaar dat Jezus, een zoon van mensen, een
intieme relatie beleefde met God, die hij zijn 'vader' noemde:
"Mijn vader, die ook uw vader is" (Johannes 20, 17).
Hij riep hem aan, trok zich in de eenzaamheid terug om te bidden,
en liet zo blijken dat zijn manier van 'zijn' en zijn boodschap
hun oorsprong vonden in die intieme omgang met God, zijn Vader.
In heel zijn houding en in zijn leer was hij krachtig en principieel.
Op die manier moest hij wel verzet oproepen, in het bijzonder
bij de Hogepriesters, die in Jeruzalem een verdrukkende macht
uitoefenden. Zij hebben Jezus overgeleverd aan de Romeinen om
hem te laten doden. Na drie jaar van openbaar leven werd Jezus
gekruisigd, ter dood gebracht.
Zijn leerlingen, vrouwen en mannen, bestonden niet meer na
dit roemloze einde. Maar geleidelijk werden ze er zich van bewust
dat Jezus lééfde, dat hij was opgestaan, altijd
aanwezig, maar op een andere manier, over de dood heen.
Bij hen die met hem waren meegetrokken tijdens zijn openbaar
leven, en ook in de eerste christelijke gemeenschappen, heeft
zich dan beetje bij beetje de overtuiging ontwikkeld dat Jezus
een bijzondere band had met God, dat hij van God was, dat hij
God was.
Zijn boodschap en zijn manier van 'zijn', zijn leven, zijn
tegelijk op en top menselijk én helemaal 'van God'. Mysterie,
onpeilbare waarheid, een zoektocht om dit te vatten
20
eeuwen christendom hebben hierover nog niet het laatste woord
gezegd, en dit zal doorgaan tot het einde der tijden. |