|
|
De tuin van Eden
|
Sommige Rabbijnse bijbelcommentaren
maken van de tuin van Eden, ook het aards paradijs genoemd, een
beschrijving van het leven in de baarmoeder. Inderdaad, Adam
en Eva moeten er geen enkele moeite doen om zich te voeden en
het werkwoord dat de bijbel gebruikt als het gaat over het verlaten
van die tuin is "uitdrijven", hetzelfde werkwoord dat
men gebruikt als het over een bevalling gaat, waarbij het kind
wordt "uitgedreven" uit de buik van de moeder. |
Eten van de vruchten van de boom
van de kennis van goed en kwaad zou dan niet een overtreding
zijn, maar het verlangen om tot inzicht te komen. Het is de normale
ontwikkeling na een geboorte, waardoor de kennis van de wereld
rondom mogelijk wordt: die wereld, met alles wat erbij hoort,
de voordelen en de nadelen, het schone en het lelijke, het goede
en het kwade. Het betekent ook dat de ogen opengaan en de ontdekking
van de seksualiteit. "Hun ogen gingen open en ze ontdekten
dat ze naakt waren" (Genesis, 3,7). Adam en Eva zullen
zich kunnen voortplanten. Inderdaad, de bijbel zegt ons dat Adam,
onmiddellijk na het verlaten van de tuin, Eva tot vrouw nam,
dat ze zwanger werd en een kind ter wereld bracht. Het voedsel
valt hen niet meer zomaar in handen, ze moeten hard werken om
het te verdienen, "in het zweet huns aanschijns".
Ze moeten hun brood bakken, met het plukken van vruchten hebben
ze niet genoeg. En tenslotte, met de geboorte komt ook het onafwendbare
perspectief van de dood. Wie geboren wordt is ook veroordeeld
om tot stof terug te keren.
Ging de vrouw in de fout toen ze
van de verboden vrucht at en werd ze gestraft door het verlies
van het hemelse geluk? Of is het integendeel zo, dat haar verlangen
om inzicht te verwerven aan de oorsprong staat van de menselijke
bestaansconditie? Het is op het ogenblik dat zij maakt dat ze
moeten wegtrekken uit een afgeschermde kindertijd, dat Adam haar
"Eva" noemt, "de levende", "de moeder
van de mensheid" - wat pleit voor deze tweede interpretatie.
Op die manier wordt de vrouw ook niet langer beschuldigd van
de erfzonde, die zo zwaar op het bestaan van de vrouw heeft gewogen.
Het ziet er naar uit dat de uitdrijving uit de tuin van Eden
moest plaatsvinden. Daarmee begint de geschiedenis van de mens,
en het is Eva die aan de oorsprong daarvan staat.
De toegang tot de tuin is voortaan
verboden. Men kan niet opnieuw binnentreden in de moederschoot.
God heeft cherubijnen geplaatst, met vlammende zwaarden, om de
toegang te verhinderen.
|
Adam en Eva, die geschapen zijn naar
Gods beeld, kunnen pas na de uitdrijving uit de tuin van Eden
van die gelijkenis met God werk maken. Dat ligt in hun handen. De slang had niet helemaal ongelijk: "Gij
zult als goden zijn", ge zult goed en kwaad kennen,
in staat zijn om te begrijpen. |
Dat is de grootheid van de mens,
maar het zal moeilijker zijn daar mee om te gaan dan in een beschutte
plaats te blijven, zelfs als die de schoot van God is.
De rol die de schrijvers van Genesis
aan God toekennen ziet er bij deze interpretatie wat halfslachtig
uit. Hij is het die verbiedt te eten van de vruchten van de boom
van de kennis, en hij is het die overgaat tot de uitwijzing.
De mens, die hij geschapen heeft, man en vrouw, naar zijn beeld,
heeft hij nu ter wereld gebracht, en die scheiding beleeft hij,
zoals een vrouw bij een bevalling, als een scheuring, een breuk.
De periode van depressiviteit die heel wat vrouwen kennen na
de geboorte van hun kind, is een gevolg van deze scheiding, de
eerste in een lange reeks, waardoor het kind een volwassene zal
worden, een gelijke voor zijn ouders. Hoe onontkoombaar deze
periode van losmaken ook is, God is er bang voor, net als een
moeder, en tegelijk spoort hij de mens aan om zijn vleugels uit
te slaan - een weg terug is niet meer mogelijk. Hij hoedt zich
ervoor tussen te komen in de geschiedenis van de mensen, om hen
toe te laten al hun capaciteiten waarmee hij hen heeft begiftigd,
te ontplooien. Uiteindelijk is de geschiedenis van het vertrek
uit de tuin van Eden het verhaal van een God die alles inzet
op de mens. |