|
|
De bijbel, spontaan vertaald |
|
Allerlei groepen actualiseren en verjongen op een gelukkige
manier teksten uit het evangelie!
Jezus geneest het dochtertje
van een vreemdelinge (Marcus
7, 24-30)
De groep Partenia van Dijon laat ons delen in wat in
hun gesprek over dit uittreksel uit het evangelie aan bod kwam.
Het geloof van die vreemdelinge
(een vrouw van Syrofenicische afkomst)
|
Zonder aarzelen richt ze zich tot Jezus met een stevige vraag,
want zij heeft vertrouwen in zijn kunnen en zijn algehele goedheid.
Ze voelt intuïtief aan dat hij openstaat voor iemand als
zij, hoezeer ze ook verschillen van elkaar: ze is een vrouw,
een vreemdelinge, een heiden, een halfbloed, moeder van een kind
dat onrein is. Jezus bevrijdt haar van de angst die ze aan haar
dochtertje heeft doorgegeven. |
Een dergelijk geloof heeft indruk gemaakt op ons. Een geloof
waardoor ze in staat was grenzen te trotseren, tradities, riten,
gewoontes, ons menselijk opzicht, de angst voor wat de mensen
zullen zeggen - om aan God iets te vragen dat van vitaal belang
was.
Jezus laat zich door haar evangeliseren
De vrijpostigheid waarmee die vreemde vrouw hem komt lastig
vallen maakt dat Jezus een verruiming van zijn zending op het
spoor komt. Hij ging uit zichzelf naar de vreemdelingen toe,
maar dan onopvallend, zonder zich op te dringen. "Het
zou goed zijn als we ons, zoals Jezus, lieten verrassen, uit
ons gewone doen halen, door hen van wie we vermoeden dat er voor
hen geen plaats is aan tafel. Als wij voor hen openstaan kunnen
zij ons op een concrete manier evangeliseren
". "Ik
ben in de groepen waaraan ik catechese gaf vaak verrast geweest
bij het zien hoe diep kinderen op iets kunnen ingaan. God is
reeds in hun hart".
|
- De hondjes onder de tafel eten
- de kruimels van de kinderen op
|
Jezus lijkt haar af te snauwen, maar die vrouw gaat in
op wat hij zegt. Ze antwoordt "Ja", want ze
heeft het gehoord en de blik waarmee hij haar aankeek moet intens
geweest zijn. "Omdat je dit zegt, ga maar terug, de duivel
is al uit je dochter weg". Kijken wij met evenveel welwillendheid,
aandacht, eerbied, verdraagzaamheid naar diegenen van wie we
geneigd zijn ze uit onze 'volksstam' uit te sluiten? Uitgesloten,
omdat ze niet denken zoals wij. Omdat ze niet geloven, niet leven,
niet praktiseren, niet gemaakt zijn zoals wij. Zijn we niet als
de farizeïsche joden uit Jezus' tijd, teruggeplooid op onze
riten die ons een identiteit geven, vasthoudend aan onze definities
van rein en onrein, van waar en vals, aan alles wat vorm geeft
aan ons toebehoren aan 'de ware' godsdienst, en dus aan
de 'ware' God? |