|
|
- Het team dat aan deze catechismus werkt biedt u elke maand
twee teksten aan. Suggesties om deze teksten te verbeteren worden
met dank aanvaard. We zouden deze catechismus graag zien groeien
als iets waaraan we samen bouwen.
- Voorstellen voor nieuwe onderwerpen zijn ook altijd welkom.
De ziel
Wat is de ziel? Een echte catechismusvraag! Het antwoord op
die vraag probeert in de mens een onderscheid te maken tussen
een 'geestelijk' beginsel, de ziel, door God geschapen, en een
'stoffelijk' beginsel, het lichaam, dat van onze ouders komt.
Het is duidelijk dat men de mens niet kan verlagen tot de stoffelijke
werkelijkheid van zijn lichaam. Het bewustzijn dat hij heeft
van zichzelf, zijn denken, zijn willen, zijn vrijheid, zijn voelen
- dat alles is van een andere orde dan zijn organen en de functies
van zijn lichaam.
We kunnen best begrijpen dat de filosofen van de oudheid de
nadruk legden op deze dualiteit in de mens. Dit denken sloeg
op zijn beurt zijn stempel op het christendom. In een dergelijk
perspectief is de geestelijke ziel zuiver en het lichaam niet,
is de ziel de zetel van de meest verheven deugden zoals de wil
om vrij te kiezen voor het goede. De ziel moet dan richting geven
aan het lichaam, en er zich niet door op sleeptouw laten nemen.
De ziel wordt dan immers beschouwd als goed, het lichaam als
slecht. Door zijn ziel is het dat de mens op God gelijkt, en
daarom is deze ook onsterfelijk, terwijl het lichaam sterfelijk
is en de dood het gevolg van de scheiding van lichaam en ziel.
Een dergelijk spreken beantwoordt niet meer aan onze manier
van denken of aan onze ervaringen. We weten dat er mensen zijn
die hun menselijke mogelijkheden zoals intelligentie en geheugen
kwijt zijn, terwijl ze wel degelijk nog in leven zijn. Ook het
dierlijk bestaan stelt ons vragen. Wat gebeurt er als dieren
sterven? Zouden die ook een ziel hebben? Wij weten meer en meer
over hun bewustzijn en hun bekwaamheid tot communiceren. Waar
begint het eigene van de mens? En ook in de bijbel is het begrip
'ziel' niet duidelijk omlijnd. De bijbel maakt gebruik van verschillende
woorden als hij het over dit onstoffelijke principe heeft: het
leven, het hart, de adem
Een ding is zeker: in de bijbel
kan men niet spreken van een tegenstelling tussen lichaam en
ziel, daar is de mens één.
Misschien moeten we nog een stap verder gaan, en ons afvragen
of de vraag zelf over de ziel een goede vraag is? Een mens is
immers zijn lichaam. Maar hij is evenmin mens zonder de hersencellen
die het denken mogelijk maken. En ook niet zonder zijn geheugen,
waardoor hij zijn naasten kan herkennen en kan weten wie hij
zelf is. Het lichaam is méér dan een instrument
in dienst van een geest die kan denken. En méér
dan een omhulsel waarin een ziel steekt. Het lichaam is: mogelijkheid
om te communiceren, om met anderen verbonden te zijn, om lief
te hebben. Zonder deze bekwaamheid kan men niet spreken van een
'mens'. Dit is duidelijk een andere manier van denken over het
menselijk bestaan. De logica van de schepping van een kant-en-klare
mens 'uit het niets' moet wijken voor de logica van de evolutie,
het proces waarin een mens zichzelf wordt. Een mens bouwt zijn
identiteit op door zijn verbondenheid met andere mensen en met
de wereld.
Het christelijk geloof is niet tegengesteld aan deze visie
op de menselijke persoon. Dit geloof zegt trouwens dat God zelf
'mens' geworden is. God werd vlees en bloed, d.w.z. kreeg een
menselijk gelaat en werd helemaal belichaamd in Jezus Christus.
Dit lichaam is het dat God, na Jezus' dood op het kruis, tot
leven wekt. Daarin schuilt de belofte van onze eigen verrijzenis.
Wij geloven, zeggen christenen in het credo, in de verrijzenis
van het lichaam. Hoe? Dat blijft een open vraag. Maar de christelijke
hoop is wel degelijk de hoop op een verrijzenis van de menselijke
persoon in zijn totaliteit. |