Als we de bijbel openslaan:
november 2005 

la bible ouverte 

 
Geest van waarheid, Geest van heiligheid





Actualite

Bijbel

Aide

email

 

Geest van waarheid, Geest van heiligheid

"Ik heb jullie nog veel meer te zeggen, maar jullie kunnen het nog niet verdragen. De Geest van de waarheid zal jullie, wanneer hij komt, de weg wijzen naar de volle waarheid"
(Joh. 16, 12-13).
 
perception latente Een buitengewoon vooruitzicht, dat nauw aansluit bij een ander woord van Jezus tot zijn leerlingen: "Het is goed voor jullie dat ik ga." (Joh. 16, 7). Zolang Jezus bij hen was waren ze natuurlijk helemaal op hem gericht, aandachtig voor zijn woorden, voor zijn manier van zijn, alles verwachtend van hem. Maar Jezus is er duidelijk niet op uit al hun aandacht naar zich toe te trekken en roept hen op om verder te kijken dan alleen maar naar hem. 
 
Hij nodigt zijn leerlingen uit om zich bewust te worden van hun eigen mogelijkheden en hun eigen roeping. "Jullie zullen nog grotere dingen doen" (Joh. 14, 11-12).
 
Wanneer de apostelen stilaan beginnen te aanvaarden dat Jezus niet meer tastbaar bij hen aanwezig is - zoals het verhaal van de hemelvaart goed lijkt aan te duiden -, kunnen ze beginnen het woord te verstaan dat hij tot hen gericht heeft: "Jullie zullen kracht ontvangen, de kracht van de heilige Geest zal over jullie komen, en jullie zullen van mij getuigen … tot aan de uiteinden van de aarde" (Handelingen 1, 8).
 
dimension "Tot aan de uiteinden van de aarde"! Het zijn niet alleen de apostelen die deze taak opgelegd krijgen, maar iedereen die zijn Goede Boodschap ontdekt en geproefd heeft. Een taak, maar ook een behoefte, het verlangen van al wie iets ontdekt heeft van de rijkdom van zijn boodschap. Dan is het niet meer uit plicht dat we van Jezus getuigen, van zijn Woord dat tot vreugde stemt en van zijn Geest die ons doordringt, maar omdat we graag met anderen dit innerlijke vuur, dat ons bezielt en draagt, willen delen. 
 
Onmogelijk die Geest te definiëren. Wie dat doet zou hem begrenzen, zou het oneindige dat in ons woont herleiden tot onze menselijke dimensies. Zo was trouwens ook al de grote intuïtie van het Eerste Testament: laten we geen beeld maken van God naar mensenmaat. God laat zich niet zien in de bliksem, niet in de orkaan, maar in "het gefluister van een zachte bries" (1 Koningen 19, 12). Een latente waarneming, die op sommige momenten meer expliciet is, van een aanwezigheid in ons die niet vreemd is aan wie we zijn, maar tegelijkertijd in ons een teken is van het transcendente, van het oneindige.
 
Wanneer we aandachtig geworden zijn voor deze aanwezigheid, die ons bestaan optilt, dan mogen we toch niet onmiddellijk aan de Geest toeschrijven wat we altijd op een relatieve en zoekende manier waarnemen. Anders zouden we ons van God bedienen om onze menselijke benaderingen te waarborgen en om ze ten onrechte een absoluut karakter toe te kennen. Terwijl we altijd zoekende moeten blijven, in wording.
 
Het gaat om een discrete aanwezigheid die ons helemaal niet dwingt, maar integendeel onze vrijheid ontplooit. Ze laat zich op een unieke manier ontdekken in het meest intieme van elk van ons, in een levensloop die voor iedereen anders is. Op bevoorrechte momenten kunnen we deze aanwezigheid ook ontwaren bij de anderen, wanneer onze blik en onze aandacht dieper gaan, met meer eerbied voor wat die mensen zijn en proberen te zijn. Vaak zullen ze dat niet beseffen en zullen we dat ook niet uitdrukkelijk noemen.
 
De Geest, de Adem van heiligheid, doordringt onze manier van zijn en handelen met een openheid en een nieuwe densiteit. Zo komt aan het licht dat in ons, in elk van ons, iets méér steekt dan onszelf. Of, juister gezegd, dat de mens drager is van een grotere dimensie, ruimer dan op het eerste gezicht lijkt. 

infini