Als we de bijbel openslaan:
april 2005 

la bible ouverte 

 
De verdwijningsverhalen





Actualite

Bijbel

Aide

email

 

De verdwijningsverhalen
«Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik.» (Lucas 24, 31)

Nadat ze een eind op weg zijn geweest met een man die hun moed insprak en de Schriften verklaarde, gebeurt het dat twee leerlingen - die hem eerst in Emmaüs hebben opgehouden, omdat het al laat was - in die man Jezus herkennen. Maar hij was verdwenen. Dit verschijningsverhaal is eerder een verdwijningsverhaal.
 
Als men spreekt van Jezus' verschijningen na zijn verrijzenis, dan zou men ook moeten spreken van zijn verdwijningen. Jezus is verdwenen in de dood. Zijn lichaam verdwijnt uit het graf waarin men het heeft neergelegd - het graf is leeg. Als hij zich laat zien, herkent men hem niet onmiddellijk. Hij is het, zonder twijfel, maar anders.
 
Ascension En dan volgt het grote vertrek, zijn Hemelvaart, waar hij verdwijnt in een wolk. Deze verschijningen / verdwijningen lijken aan te tonen dat Jezus, als hij er nog altijd is, op een andere manier aanwezig is dan in zijn leven dat daaraan voorafging. 
 
Hij wil vooral niet dat me n hem tegenhoudt; «Raak me niet aan» zegt hij tot Maria van Magdala, juist wanneer ze hem herkent in de persoon van de tuinman. Hem herkennen, dat is ook pogen hem vast te grijpen, hem te houden op het ogenblik dat men denkt hem te verliezen. Hij is er, maar niet meer op dezelfde manier. Als hij dan iemand anders aanspoort hem aan te raken, zoals Thomas, dan is het omdat die niet gelooft dat hij het is, Jezus. Hoe kun je in hem geloven, los van je zintuigen? En toch zijn het degenen die geloofd hebben zonder te zien die zalig genoemd worden. Geloven is juist vérder gaan dan de vanzelfsprekendheid van de zintuigen, om toegang te krijgen tot een andere kennis.
 
In zijn onderricht gebruikt Jezus veel parabels waarin men een meester ziet vertrekken op reis, nadat hij het beheer van zijn goederen heeft overgelaten aan zijn dienaren. Die zijn dan van dan af verantwoordelijk en vrij om de nodige beslissingen te treffen. De meester is er niet, en tegelijkertijd is hij er wel. Het zijn immers zijn goederen, en als hij terugkomt zal men hem rekenschap moeten geven. Als Jezus op Hemelvaartdag zijn leerlingen verlaat, geeft hij hun de verantwoordelijkheid voor zijn boodschap en de vrijheid om ze op hun eigen manier te verkondigen. Het is bij zijn vertrek dat hij hun zegt: «En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van de wereld.» (slot van het Mattheüsevangelie, 28,20). Misschien is hij slechts werkelijk aanwezig als hij weggaat? Dan komt hij niet meer tussen in de verantwoordelijkheid en de vrijheid van elkeen.
 
Kinderen worden volwassen door zich los te maken van hun ouders. Van hun kant hebben de ouders de taak zich terughoudender te gedragen. Ze zijn er nog altijd en houden van hun kinderen, maar trekken zich terug om ze de kans te geven hun leven zelfstandig in handen te nemen. Het is ook door het feit dat ze wat verder af gaan staan van hun ouders, dat de kinderen in staat zullen zijn zich aan àndere mensen te hechten.

détacher

 
Een al te vanzelfsprekende aanwezigheid van Jezus zou hun gehechtheid aan hem kunnen versterken ten nadele van hun aandacht voor de andere mensen. Terwijl hij goed heeft onderlijnd dat hém liefhebben gebeurt door zorg te dragen voor de anderen: een glas water, een bezoek, kleren…
 
Hoe is dan die manier van aanwezig zijn onder de vorm van een afwezigheid? Waarschijnlijk is het dit wat de eerste getuigen op heel sterke wijze hebben ondervonden na de dood van Jezus. Ze hebben deze ervaringen 'opstanding' genoemd en beschreven in verschijnings- / verdwijningsverhalen.
 

plénitude 
 
Misschien hetzelfde als wat ook wij soms in een flits ervaren, in een afgezwakte vorm, op momenten waarop wij volheid van leven proeven, wanneer we ons bemind weten en gegrepen voelen door een plotse opwelling, waarin alles helder wordt en we vervuld worden met vertrouwen. Op dergelijke ogenblikken maakt zelfs de dood ons niet meer bang.