|
|
- De verdwijningsverhalen
- «Nu werden hun
ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan
hun blik.» (Lucas 24, 31)
Nadat ze een eind op weg zijn geweest met een man die
hun moed insprak en de Schriften verklaarde, gebeurt het dat
twee leerlingen - die hem eerst in Emmaüs hebben opgehouden,
omdat het al laat was - in die man Jezus herkennen. Maar hij
was verdwenen. Dit verschijningsverhaal is eerder een verdwijningsverhaal.
-
- Als men spreekt van Jezus' verschijningen na zijn verrijzenis,
dan zou men ook moeten spreken van zijn verdwijningen. Jezus
is verdwenen in de dood. Zijn lichaam verdwijnt uit het graf
waarin men het heeft neergelegd - het graf is leeg. Als hij zich
laat zien, herkent men hem niet onmiddellijk. Hij is het, zonder
twijfel, maar anders.
-
|
En dan volgt het grote vertrek, zijn Hemelvaart, waar hij
verdwijnt in een wolk. Deze verschijningen / verdwijningen lijken
aan te tonen dat Jezus, als hij er nog altijd is, op een andere
manier aanwezig is dan in zijn leven dat daaraan voorafging. |
-
- Hij wil vooral niet dat me n hem tegenhoudt; «Raak
me niet aan» zegt hij tot Maria van Magdala, juist wanneer
ze hem herkent in de persoon van de tuinman. Hem herkennen, dat
is ook pogen hem vast te grijpen, hem te houden op het ogenblik
dat men denkt hem te verliezen. Hij is er, maar niet meer op
dezelfde manier. Als hij dan iemand anders aanspoort hem aan
te raken, zoals Thomas, dan is het omdat die niet gelooft dat
hij het is, Jezus. Hoe kun je in hem geloven, los van je zintuigen?
En toch zijn het degenen die geloofd hebben zonder te zien die
zalig genoemd worden. Geloven is juist vérder gaan dan
de vanzelfsprekendheid van de zintuigen, om toegang te krijgen
tot een andere kennis.
-
- In zijn onderricht gebruikt Jezus veel parabels waarin
men een meester ziet vertrekken op reis, nadat hij het beheer
van zijn goederen heeft overgelaten aan zijn dienaren. Die zijn
dan van dan af verantwoordelijk en vrij om de nodige beslissingen
te treffen. De meester is er niet, en tegelijkertijd is hij er
wel. Het zijn immers zijn goederen, en als hij terugkomt zal
men hem rekenschap moeten geven. Als Jezus op Hemelvaartdag zijn
leerlingen verlaat, geeft hij hun de verantwoordelijkheid voor
zijn boodschap en de vrijheid om ze op hun eigen manier te verkondigen.
Het is bij zijn vertrek dat hij hun zegt: «En houd dit
voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing
van de wereld.» (slot van het Mattheüsevangelie,
28,20). Misschien is hij slechts werkelijk aanwezig als hij weggaat?
Dan komt hij niet meer tussen in de verantwoordelijkheid en de
vrijheid van elkeen.
-
Kinderen worden volwassen door zich los te maken van hun ouders.
Van hun kant hebben de ouders de taak zich terughoudender te
gedragen. Ze zijn er nog altijd en houden van hun kinderen, maar
trekken zich terug om ze de kans te geven hun leven zelfstandig
in handen te nemen. Het is ook door het feit dat ze wat verder
af gaan staan van hun ouders, dat de kinderen in staat zullen
zijn zich aan àndere mensen te hechten. |
|
-
- Een al te vanzelfsprekende aanwezigheid van Jezus zou
hun gehechtheid aan hem kunnen versterken ten nadele van hun
aandacht voor de andere mensen. Terwijl hij goed
heeft onderlijnd dat hém liefhebben gebeurt door zorg
te dragen voor de anderen: een glas water, een bezoek, kleren
-
- Hoe is dan die manier van aanwezig zijn onder de vorm
van een afwezigheid? Waarschijnlijk is het dit wat de eerste
getuigen op heel sterke wijze hebben ondervonden na de dood van
Jezus. Ze hebben deze ervaringen 'opstanding' genoemd en beschreven
in verschijnings- / verdwijningsverhalen.
-
-
-
- Misschien hetzelfde als wat ook wij soms in een flits
ervaren, in een afgezwakte vorm, op momenten waarop wij volheid
van leven proeven, wanneer we ons bemind weten en gegrepen voelen
door een plotse opwelling, waarin alles helder wordt en we vervuld
worden met vertrouwen. Op dergelijke ogenblikken maakt zelfs
de dood ons niet meer bang.
|