Als we de bijbel openslaan:
februari 2005 

la bible ouverte 

 
De eucharistie: een praktijk van niet-overheersing





Actualite

Bijbel

Aide

email

 

De eucharistie: een praktijk van niet-overheersing

«Jezus stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en droogde ze af met de doek die hij omgeslagen had.» (Johannes 13, 2-5)
 
In het evangelie van Johannes vervangt dit verhaal het instellingsverhaal van de eucharistie, waar men Jezus brood en een beker wijn ziet nemen en woorden hoort uitspreken die zeggen dat hijzelf dit voedsel, hijzelf die zich geeft. Deze twee verhalen versterken elkaar wederzijds, het ene over een geschenk dat hij aanbiedt, het andere over een dienst die hij bewijst.
 
Om de voeten van zijn vrienden te wassen trekt Jezus het kleed van een slaaf aan. Zij waren het, inderdaad, en vaak de slavinnen, die belast waren met deze taak, noodzakelijk vanwege de stoffige wegen.
 
laver les pieds Zo begrijpt men goed de verontwaardigde weigering van Petrus: «Jij, Heer, mijn voeten wassen?… Ah nee, jij zult mijn voeten niet wassen, nooit in mijn hele leven 
 
Dat is voor hem het toppunt van zich vernederen. Maar niets of niemand dwingt Jezus deze dienst te verrichten. Hij bevindt zich niet in een situatie van slavernij, hij is een vrij mens. Hij is «Meester en Heer». Het gaat echt niet om een houding van onderwerping. Door dit gebaar drukt Jezus zijn afwijzing uit van elke vorm van superioriteit die hij zich omwille van "zijn rang" zou kunnen veroorloven. Breder nog, elke vorm van overheersing van de ene mens over de andere wijst hij af. «Ik noem jullie geen slaven meer, maar vrienden».
 
Door plaats te nemen aan de voeten van zijn vrienden keert Jezus de positie van de mens ten opzichte van God om. Bij deze houding is het inderdaad niet langer de mens die zijn blik opricht naar God, maar God die zijn blik opricht naar de mens, God die zich tot het einde toe ten dienste stelt van de mensen. Op zijn knieën voor hen houdt hij op een almachtige God te zijn. Maar als hij zo handelt, zal hij zich dan niet laten inpakken door hen? Zal hij zich niet laten 'opeten' door hen?
 

dernier repas 
 
Hier komen we bij de betekenis van het brood en de wijn tijdens Jezus' laatste avondmaal. Jezus stelt zich beschikbaar zoals voedsel en drank om te voorzien in de behoeften van de mens. Hij stelt zich ter beschikking van hen die hongeren en dorsten. Hij biedt zich aan, tot het einde toe. Ook daar beoefent hij de praktijk van de niet-overheersing. En precies daarvan vraagt hij dit te blijven doen om hem te gedenken. Men ziet dat er waarschijnlijk toch een aantal zaken niet kloppen in de regels waarin men de eucharistie opsluit en in de beperkingen die men oplegt m.b.t. de deelname aan de eucharistie. Jezus zelf heeft alle risico's van onze vrijheid aanvaard. Hij stelt geen beperkingen aan zijn gave: «Eet allen hiervan, drink allen hiervan, het is voor de menigte». Iemand uitsluiten van de eucharistie ontneemt aan de eucharistie haar typisch karakter: gratuïeteit, een overweldigend geschenk, niet-overheersing.
 
Iedereen, man of vrouw, wordt dus uitgenodigd om in zijn relaties een praktijk van niet-overheersing in te voeren. «Als ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen.» Het gaat er niet meer om dat we elkaars voeten wassen, want dat hoort niet meer thuis in de beleefdheidsrituelen van onze tijd, maar dat we ons ter beschikking stellen, luisterend en in dienst van de anderen. Het is de enige manier om hen te beschouwen als broers en zussen en om korte metten te maken met elk verlangen om over hen te heersen. Het is op die manier dat ze zelf het gevoel zullen hebben als mensen te 'bestaan', in de volle zin van het woord, in staat relaties van gelijkwaardigheid aan te knopen met de anderen. Een eucharistie die geen vlees en bloed wordt in een concrete dienst, verliest haar betekenis.
 
ressources De houding van niet-overheersing is geen teken van zwakheid, maar een sterke houding. «Mijn leven, niemand neemt het van mij af, ik ben het die het geef». Het is de weerloze macht van de liefde. Om een dergelijke houding te kunnen aannemen moet men over de nodige capaciteiten beschikken en in staat zijn al zijn menselijke vermogens te ontwikkelen. 
 
Deze zijn niet het resultaat van een of andere vorm van verlangen naar macht of van pretentie. Ze worden ons gegeven door een veelzijdige relationele omgeving en door het geloof in een onvoorwaardelijke liefde die aan ons voorafgaat. Het komt er op aan de mogelijkheden die in ons steken te ontplooien, en dat geldt voor iedereen. Dan zullen we in staat zijn in de omgang met elkaar het pad van niet-overheersing te bewandelen en de weg te openen naar een broederlijke gemeenschap, een voorbode van de aangekondigde volheid van leven. Is het niet daarin dat de diepe zin van de eucharistie ligt?