|
|
- De eucharistie: een praktijk
van niet-overheersing
«Jezus stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn
bovenkleed af, sloeg een linnen doek om en goot water in een
waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en
droogde ze af met de doek die hij omgeslagen had.»
(Johannes 13, 2-5)
-
- In het evangelie van Johannes vervangt dit verhaal het
instellingsverhaal van de eucharistie, waar men Jezus brood en
een beker wijn ziet nemen en woorden hoort uitspreken die zeggen
dat hijzelf dit voedsel, hijzelf die zich geeft. Deze twee verhalen
versterken elkaar wederzijds, het ene over een geschenk dat hij
aanbiedt, het andere over een dienst die hij bewijst.
-
- Om de voeten van zijn vrienden te wassen trekt Jezus het
kleed van een slaaf aan. Zij waren het, inderdaad, en vaak de
slavinnen, die belast waren met deze taak, noodzakelijk vanwege
de stoffige wegen.
-
|
Zo begrijpt men goed de verontwaardigde weigering van Petrus:
«Jij, Heer, mijn voeten wassen?
Ah nee, jij zult
mijn voeten niet wassen, nooit in mijn hele leven!» |
-
- Dat is voor hem het toppunt van zich vernederen. Maar
niets of niemand dwingt Jezus deze dienst te verrichten. Hij
bevindt zich niet in een situatie van slavernij, hij is een vrij
mens. Hij is «Meester en Heer». Het gaat echt
niet om een houding van onderwerping. Door dit gebaar drukt Jezus
zijn afwijzing uit van elke vorm van superioriteit die hij zich
omwille van "zijn rang" zou kunnen veroorloven. Breder
nog, elke vorm van overheersing van de ene mens over de andere
wijst hij af. «Ik noem jullie geen slaven meer, maar
vrienden».
-
- Door plaats te nemen aan de voeten van zijn vrienden keert
Jezus de positie van de mens ten opzichte van God om. Bij deze
houding is het inderdaad niet langer de mens die zijn blik opricht
naar God, maar God die zijn blik opricht naar de mens, God die
zich tot het einde toe ten dienste stelt van de mensen. Op zijn
knieën voor hen houdt hij op een almachtige God te zijn.
Maar als hij zo handelt, zal hij zich dan niet laten inpakken
door hen? Zal hij zich niet laten 'opeten' door hen?
-
|
-
- Hier komen we bij de betekenis van het brood en de wijn
tijdens Jezus' laatste avondmaal. Jezus stelt zich beschikbaar
zoals voedsel en drank om te voorzien in de behoeften van de
mens. Hij stelt zich ter beschikking van hen die hongeren en
dorsten. Hij biedt zich aan, tot het einde toe. Ook daar beoefent
hij de praktijk van de niet-overheersing. En precies daarvan
vraagt hij dit te blijven doen om hem te gedenken. Men ziet dat
er waarschijnlijk toch een aantal zaken niet kloppen in de regels
waarin men de eucharistie opsluit en in de beperkingen die men
oplegt m.b.t. de deelname aan de eucharistie. Jezus zelf heeft
alle risico's van onze vrijheid aanvaard. Hij stelt geen beperkingen
aan zijn gave: «Eet allen hiervan, drink allen hiervan,
het is voor de menigte». Iemand uitsluiten van de eucharistie
ontneemt aan de eucharistie haar typisch karakter: gratuïeteit,
een overweldigend geschenk, niet-overheersing.
-
- Iedereen, man of vrouw, wordt dus uitgenodigd om in zijn
relaties een praktijk van niet-overheersing in te voeren. «Als
ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet
je ook elkaars voeten wassen.» Het gaat er niet meer
om dat we elkaars voeten wassen, want dat hoort niet meer thuis
in de beleefdheidsrituelen van onze tijd, maar dat we ons ter
beschikking stellen, luisterend en in dienst van de anderen.
Het is de enige manier om hen te beschouwen als broers en zussen
en om korte metten te maken met elk verlangen om over hen te
heersen. Het is op die manier dat ze zelf het gevoel zullen hebben
als mensen te 'bestaan', in de volle zin van het woord, in staat
relaties van gelijkwaardigheid aan te knopen met de anderen.
Een eucharistie die geen vlees en bloed wordt in een concrete
dienst, verliest haar betekenis.
-
|
De houding van niet-overheersing is geen teken van zwakheid,
maar een sterke houding. «Mijn leven, niemand neemt
het van mij af, ik ben het die het geef». Het is de
weerloze macht van de liefde. Om een dergelijke houding te kunnen
aannemen moet men over de nodige capaciteiten beschikken en in
staat zijn al zijn menselijke vermogens te ontwikkelen. |
-
- Deze zijn niet het resultaat van een of andere vorm van
verlangen naar macht of van pretentie. Ze worden ons gegeven
door een veelzijdige relationele omgeving en door het geloof
in een onvoorwaardelijke liefde die aan ons voorafgaat. Het komt
er op aan de mogelijkheden die in ons steken te ontplooien, en
dat geldt voor iedereen. Dan zullen we in staat zijn in de omgang
met elkaar het pad van niet-overheersing te bewandelen en de
weg te openen naar een broederlijke gemeenschap, een voorbode
van de aangekondigde volheid van leven. Is het niet daarin dat
de diepe zin van de eucharistie ligt?
|