|
|
- «Waarom gaat uw
meester met zondaars aan tafel?»
- (Matteüs 9, 11)
Als we ons diepgaand laten meetrekken door het eucharistisch
ritueel, dan worden we op de eerste plaats gewaar hoezeer wij
allen, gelovig of ongelovig, gemaakt zijn om elkaar te helpen
en met elkaar te delen, hoezeer alles in ons een uitnodiging
is, een oproep tot leven in verbondenheid ('communio'). Het brood,
het basisvoedsel dat we breken om het met elkaar te delen, dat
is alles waarvan we leven, op alle gebied, en wat maar tot leven
komt als we het delen en mede-delen met elkaar.
-
|
-
- Het eucharistisch banket is de voorafbeelding van het
huwelijksfeest in het Koninkrijk der hemelen waartoe allen, goeden
en slechten, worden uitgenodigd (Matteüs 22). Het gaat er
niet om te weten wie dit waard is en wie niet, maar met vertrouwen
in te gaan op de oproep van de koning. Het is wel zo dat Matteüs
spreekt van een bruiloftskleed dat men moet dragen (terwijl Lucas,
hoofdstuk 16, in het gelijkaardige verhaal daar geen enkele allusie
op maakt). Maar zou dat dan gaan over een morele kwaliteit? Zou
het niet eerder gaan over het vertrouwen dat nodig is en zonder
hetwelk men onmogelijk van harte kan deelnemen aan het banket
van het Koninkrijk?
-
- Dan is het geen kwestie meer van schiften en moeten we
ons niet meer afvragen of sommigen het al of niet waard zijn
op het initiatief van de meester in te gaan. Jezus heeft zich
nooit bezorgd gemaakt over de morele onkreukbaarheid van de mensen
tot wie hij zich richtte.
-
|
«Hij gaat aan tafel met zondaars»
zegt men van hem. |
-
- Waarschijnlijk komt het er alleen op aan dat we met vertrouwen
op de uitnodiging ingaan. Dat we, los van onze classificaties
en hiërarchieën, ontdekken hoe wij helemaal bij elkaar
horen, niet op grond van onze verdiensten, maar omdat we allen,
in ons diepste binnenste, getekend zijn met het onuitwisbare
zegel van Gods scheppende liefde. Centraal staat hier uiteindelijk
de goedgunstigheid waarvan de goddelijke uitnodiging blijk geeft,
veel meer dan onze grenzen en moeilijkheden. En als er in de
mens zoiets aanwezig is als een oproep tot leven in verbondenheid,
tot 'communio', dan is dat in laatste instantie omdat wij door
Gods toedoen deel hebben aan een zelfde vitale stroom van solidariteit
en liefde.
-
- Tijdens het laatste avondmaal met zijn leerlingen nam
Jezus eerst brood. Hij gaf het om daarmee uit te drukken dat
hij zijn leven gaf in verbondenheid met allen. Alsof het teken
van het gedeelde brood nog niet voldoende was nam hij, op het
einde van de maaltijd, als laatste boodschap, een beker met wijn
en reikte die iedereen toe als teken van het verbond tussen God
en zijn volk. Wij zijn van hetzelfde bloed, het is het leven
van God zelf dat ons bezielt.
-
|
Daarom is meewerken aan een wereld waarin mensen elkaar helpen,
een wereld van gerechtigheid en liefde, niet alleen een menselijke
taak, het is tegelijk Gods werk in ons en door ons heen. De ultieme
boodschap van Jezus op het laatste avondmaal is een oproep om,
daar waar we ons bevinden, werk te maken van eenheid en broederlijkheid.
«Doe dit om mij te gedenken»: wees dragers van deze
goddelijke aanwezigheid, wees overal bewerkers van wederzijdse
hulp en van vrede. |
-
- De gemeenschap, die verbondenheid tot stand brengt, wordt
zich bewust van de aanwezigheid van Jezus - die Christus is en
zoon van mensen - en viert dit overal waar dialoog, solidariteit
en broederlijkheid vorm krijgen. Als vanzelf worden we er dan
toe gebracht samen die twee enige woorden uit te spreken, zonder
er iets aan toe te voegen: «Onze Vader».
|