|
|
- De vogels,
- boodschappers van de hemel
|
|
- Een mosterdzaadje is zodanig klein, dat het gemakkelijk
tot stof vergaat als men het in zijn handpalm plet. Toch is het
precies dit mosterdzaadje dat Jezus kiest als gelijkenis voor
het rijk der hemelen.
-
|
Als dit bijna onzichtbare zaadje ontkiemt wordt deze plant
uit de moestuin een grote boom. Zodat "de vogels van
de hemel in zijn takken hun nest komen maken", zoals
Matteüs vertelt (13, 31) - een gelijkenis die ook Lucas
vertelt. |
-
-
Deze vogels vliegen in de lucht, vullen de horizon, strijken
neer op de takken, pikken graantjes op en transporteren ze, brengen
iets mee van lichtheid en bezieling; ze nodigen uit om mee op
te stijgen en weg te trekken. |
|
Ze roepen iets op van het rijk van God. |
-
- Jezus vergelijkt het rijk der hemelen vervolgens met de
gist die een vrouw bij de bloem doet om het deeg te doen rijzen.
Gist die helemaal in de bloem opgaat, zich er volledig mee vermengt
en erin verdwijnt, maar ondertussen maakt dat het deeg vorm krijgt
en zijn volle smaak. In tegenstelling met het werk van de man,
wiens optreden vaak meer uiterlijke weerklank vindt - hij is
het die zaait en oogst - is wat de vrouw doet meestal minder
zichtbaar, iets wat zich meer van binnen afspeelt: de gist die
ze in de bloem kneedt laat praktisch geen merkbaar spoor achter.
-
|
Dat rijk van God, moeten we dat tot ons laten komen of zijn
wij geroepen om het op te bouwen, heel bescheiden, in de kleine
dingen van het dagelijks leven, zoals men een mosterdzaadje in
de grond steekt of gist doet opgaan in drie maten bloem? Het
is aan ons, mensen, dat de taak te beurt valt een wereld op te
bouwen waarin de vogels, die boodschappers van de hemel, hun
plaats kunnen vinden en waarin de goddelijke fermenten het deeg
kunnen doen rijzen tot zijn volle omvang. |
-
- Een wereld waarin de almacht van de liefde kan heersen
naar Gods maat. Is dat niet de zin van de bede in het Onze Vader:"Uw
rijk kome"?
-
Jezus stond in bewondering voor het geloof van de honderdman
en van de Kanaänietische vrouw."Als jullie een geloof
hadden als een mosterdzaad, dan was voor jullie niets meer onmogelijk",
staat er bij Matteüs (17, 20). |
|
-
|
We leven in een tijd waarin velen denken dat het alleen door
onze inspanningen is, dank zij het menselijk genie, dat het universum
geleidelijk tot zijn volle ontplooiing moet komen. Gelovige mensen
evenwel ontwaren in het hart van onze wereld-in-wording een goddelijk
ferment, een liefhebbende aanwezigheid die hoop geeft, zonder
enige afbreuk te doen aan hun volle vrijheid en verantwoordelijkheid. |
-
Deze twee benaderingen van het mysterie van het menselijk
bestaan moeten noodgedwongen samengaan en samenwerken, in een
zelfde bezorgdheid om onze wereld leefbaarder en menselijker
te maken. |
|
|