|
|
- Het middagmaal op het
gras
Het verhaal van de broodvermenigvuldiging:
Matteüs 14, 13-21; Marcus 6, 30-44; Lucas 9, 10-17; Johannes
6, 1-13
|
Als Jezus de menigte te eten geeft,
dan levert hij geen half werk. Het verhaal van de broodvermenigvuldiging
is daarvan een goed voorbeeld. Het gebeuren, waarover de vier
evangelisten met enkele varianten verslag uitbrengen, heeft prent
geslagen bij de leerlingen van Jezus en bij allen die bij diezelfde
gelegenheid van het overvloedige manna hebben genoten. |
Marcus en Lucas situeren dit gebeuren
na de terugkeer van de apostelen van hun eerste zending in de
dorpen van Galilea. Ze zijn tevreden, maar doodop. Dan zegt Jezus
tot hen: "Kom mee naar een eenzame plaats om er wat alleen
te zijn, jullie zullen er een beetje kunnen rusten".
De apostelen steken samen met Jezus het meer van Tiberias over
en begeven zich naar een onbewoonde, maar niet dorre plek: er
is fris gras, we zijn in de lente, het Paasfeest nadert, zegt
Sint Jan (6, 4 en 10). Het ziet er prima uit voor een rustdag.
Maar de menigte heeft geraden waar
de kleine groep gaat neerstrijken. Ze lopen te voet om het meer
heen en komen er nog eerder aan dan de vakantiegangers, zodat
Jezus opnieuw duizenden mensen voor zich ziet "die doen
denken aan schapen zonder herder". Om zijn apostelen
niet te ontgoochelen zou de Meester kunnen zeggen: Laat ons wat
uitblazen! Maar neen. Zijn hart spreekt luider: "Door
medelijden bewogen ontvangt hij hen goed, geeft hen uitvoerig
onderricht over het Rijk van God en geneest de zieken die er
zijn". Wat kunnen ze nog meer verlangen? De menigte
is opgetogen - maar ze hebben honger! Jezus vergeet dit niet,
hij is immers evenzeer bezorgd om het lichaam als om de ziel.
De leerlingen echter halen hun neus op, want de mooie rust die
hen beloofd werd is gaan vliegen. Ze dringen aan: "Stuur
hen terug, de avond valt, laat ze naar de dorpen in de omtrek
gaan om daar eten te kopen!" Het antwoord van Jezus
verrast hen: "Geven jullie hun maar te eten!"
|
- "Maar we hebben niet meer
dan vijf broden en twee vissen
Of moeten wij misschien
zelf voor al die mensen eten gaan kopen?" (Lucas 9,
13) |
Je kan voelen hoe ze in verlegenheid
zijn gebracht, zich zelfs ergeren. Sint Jan preciseert dat deze
broden en vissen uit de mand van een kind komen, een onverwacht
gebaar van iemand die niet meetelt in de samenleving van die
tijd: "Vrouwen en kinderen niet meegeteld" zegt
Matteüs.
Jezus stelt zijn leerlingen gerust
door zelf de leiding te nemen van de operatie. Voor een keer
geeft hij bevelen: "Maak dat ze zich verdelen in groepen
van ongeveer vijftig!". Hij treedt op als iemand die
"weet wat hij gaat doen" zegt Sint Jan (6,6).
De leerlingen gehoorzamen. Ze nemen de broden en de vissen die
Jezus hun aanreikt nadat hij de zegen heeft uitgesproken. Verrassing!
Naarmate dit voedsel wordt uitgedeeld blijkt dat het niet uitgeput
raakt! Ongetwijfeld omdat de broden en vissen die anderen hebben
meegebracht uiteindelijk ook uit zakken en tassen te voorschijn
komen en gedeeld worden. Het resultaat: allen eten tot ze verzadigd
zijn, en men haalt twaalf korven met resten op.
Hoe zit het uiteindelijk? Heeft de
programmawissel, die Jezus omwille van de omstandigheden geïmproviseerd
heeft, de rust van de apostelen geschaad? Ze hebben de gelegenheid
gehad om een nieuwe dimensie van het geluk uit te proberen, iets
wat ze met zich zullen meedragen overal waar ze de Blijde Boodschap
verkondigen. Samen met duizenden anderen uitgenodigd worden om
te rusten en te eten is iets verkwikkends, ook als je daarvoor
een dienst moet bewijzen aan de menigte. Dat vermindert het geluk
niet van elkeen, integendeel, de vreugde wordt als het ware vermenigvuldigd
door het aantal disgenoten.
Ongetwijfeld een profetisch beeld van
de hemel, waar het délen volledig zal zijn, zonder enkele
bevoorrechten die zich afzonderen. |
|
Per slot van rekening zet Jezus zijn
leerlingen op de weg die hij zelf ten einde toe zal gaan, de
weg van een evangelische praktijk die ook het toegangscriterium
zal zijn voor het Rijk van God: "Ik had honger en jullie
hebben mij te eten gegeven" (Matteüs 25, 25). |