Als we de bijbel openslaan:
Maart 2003 

la bible ouverte 

 
Het middagmaal op het gras





Actualite

Bijbel

Archiv

Aide

email

 

Het middagmaal op het gras

Het verhaal van de broodvermenigvuldiging: Matteüs 14, 13-21; Marcus 6, 30-44; Lucas 9, 10-17; Johannes 6, 1-13

multiplication des pains Als Jezus de menigte te eten geeft, dan levert hij geen half werk. Het verhaal van de broodvermenigvuldiging is daarvan een goed voorbeeld. Het gebeuren, waarover de vier evangelisten met enkele varianten verslag uitbrengen, heeft prent geslagen bij de leerlingen van Jezus en bij allen die bij diezelfde gelegenheid van het overvloedige manna hebben genoten. 

Marcus en Lucas situeren dit gebeuren na de terugkeer van de apostelen van hun eerste zending in de dorpen van Galilea. Ze zijn tevreden, maar doodop. Dan zegt Jezus tot hen: "Kom mee naar een eenzame plaats om er wat alleen te zijn, jullie zullen er een beetje kunnen rusten". De apostelen steken samen met Jezus het meer van Tiberias over en begeven zich naar een onbewoonde, maar niet dorre plek: er is fris gras, we zijn in de lente, het Paasfeest nadert, zegt Sint Jan (6, 4 en 10). Het ziet er prima uit voor een rustdag.

Maar de menigte heeft geraden waar de kleine groep gaat neerstrijken. Ze lopen te voet om het meer heen en komen er nog eerder aan dan de vakantiegangers, zodat Jezus opnieuw duizenden mensen voor zich ziet "die doen denken aan schapen zonder herder". Om zijn apostelen niet te ontgoochelen zou de Meester kunnen zeggen: Laat ons wat uitblazen! Maar neen. Zijn hart spreekt luider: "Door medelijden bewogen ontvangt hij hen goed, geeft hen uitvoerig onderricht over het Rijk van God en geneest de zieken die er zijn". Wat kunnen ze nog meer verlangen? De menigte is opgetogen - maar ze hebben honger! Jezus vergeet dit niet, hij is immers evenzeer bezorgd om het lichaam als om de ziel. De leerlingen echter halen hun neus op, want de mooie rust die hen beloofd werd is gaan vliegen. Ze dringen aan: "Stuur hen terug, de avond valt, laat ze naar de dorpen in de omtrek gaan om daar eten te kopen!" Het antwoord van Jezus verrast hen: "Geven jullie hun maar te eten!"

manger pour tout le monde - "Maar we hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen… Of moeten wij misschien zelf voor al die mensen eten gaan kopen?" (Lucas 9, 13) 

Je kan voelen hoe ze in verlegenheid zijn gebracht, zich zelfs ergeren. Sint Jan preciseert dat deze broden en vissen uit de mand van een kind komen, een onverwacht gebaar van iemand die niet meetelt in de samenleving van die tijd: "Vrouwen en kinderen niet meegeteld" zegt Matteüs.

Jezus stelt zijn leerlingen gerust door zelf de leiding te nemen van de operatie. Voor een keer geeft hij bevelen: "Maak dat ze zich verdelen in groepen van ongeveer vijftig!". Hij treedt op als iemand die "weet wat hij gaat doen" zegt Sint Jan (6,6). De leerlingen gehoorzamen. Ze nemen de broden en de vissen die Jezus hun aanreikt nadat hij de zegen heeft uitgesproken. Verrassing! Naarmate dit voedsel wordt uitgedeeld blijkt dat het niet uitgeput raakt! Ongetwijfeld omdat de broden en vissen die anderen hebben meegebracht uiteindelijk ook uit zakken en tassen te voorschijn komen en gedeeld worden. Het resultaat: allen eten tot ze verzadigd zijn, en men haalt twaalf korven met resten op.

Hoe zit het uiteindelijk? Heeft de programmawissel, die Jezus omwille van de omstandigheden geïmproviseerd heeft, de rust van de apostelen geschaad? Ze hebben de gelegenheid gehad om een nieuwe dimensie van het geluk uit te proberen, iets wat ze met zich zullen meedragen overal waar ze de Blijde Boodschap verkondigen. Samen met duizenden anderen uitgenodigd worden om te rusten en te eten is iets verkwikkends, ook als je daarvoor een dienst moet bewijzen aan de menigte. Dat vermindert het geluk niet van elkeen, integendeel, de vreugde wordt als het ware vermenigvuldigd door het aantal disgenoten.

Ongetwijfeld een profetisch beeld van de hemel, waar het délen volledig zal zijn, zonder enkele bevoorrechten die zich afzonderen.  partager sans privilégiés

Per slot van rekening zet Jezus zijn leerlingen op de weg die hij zelf ten einde toe zal gaan, de weg van een evangelische praktijk die ook het toegangscriterium zal zijn voor het Rijk van God: "Ik had honger en jullie hebben mij te eten gegeven" (Matteüs 25, 25).