|
|
De Heer heeft je laten
weten wat goed is
"De Heer spant een rechtsgeding
aan met zijn volk: "Mijn volk, wat heb ik je aangedaan?
Waarmee ben ik je lastig gevallen? Antwoord mij. Is het omdat
ik je uit Egypte heb geleid en je heb vrijgekocht uit het slavenhuis
en ik je Mozes, Aäron en hun zus Mirjam als gids heb gegeven?"
De man die de tempel binnengaat stelt de vraag: "Hoe moet
ik me gedragen als ik voor de Heer wil verschijnen? Moet men
om hem te behagen honderden rammen offeren, beken olie over het
altaar laten stromen? Moet ik mijn eerstgeborene offeren voor
wat ik misdaan heb?"
En hij krijgt dit antwoord: "Mens, de Heer heeft je laten
weten wat goed is, wat hij van je verlangt: niets anders dan
dat je de rechtvaardigheid beoefent, de barmhartigheid liefhebt
en zonder pretentie met God op weg gaat." (Micha 6, 1-8)
Ze mogen dan achtentwintig eeuwen
oud zijn, deze woorden van de profeet Micha - ze zijn verrassend
modern.
God spreekt met zijn volk zoals men
discussieert met iemand van wie men houdt.
|
Zijn verwijten krijgen een ironische
ondertoon: "Waarmee ben ik je lastig gevallen?"
Is de vrijheid die ik je gegeven heb dan zo lastig? Wegen de
eisen van het Verbond dan zo zwaar? God ziet ons niet graag moe,
geblaseerd, zonder veerkracht. Zijn Zoon zegt ons: |
"Neem mijn juk op je schouders;
ja, mijn juk is zacht en mijn last is licht". Het belangrijkste
woord in zijn boodschap is "Gelukkig! Zalig!"
We zijn zo sterk geneigd ons God
voor te stellen zoals de heidense goden: een soeverein wezen
dat zichzelf mateloos belangrijk vindt, die van zijn onderdanen
pijnlijke zaken vraagt, slavendiensten, vleiende woorden... De
God van Jezus Christus stelt ons geen leven voor waarin de deugd
gekoppeld is aan verveling of pijn. Hij is op ons geluk bedacht:
"Ga je eigen weg!" zegt hij tot Abraham, "het
is in je eigen belang dat je opstaat en de weg zoekt die voor
jou naar levensvervulling zal leiden".
En om te maken dat die zoektocht niet
te moeilijk zou zijn, niet teveel een tasten in het duister,
geeft God ons herkenbare figuren, gidsen, pioniers in het spirituele
avontuur: "Mozes, Aaron, Mirjam". |
|
Micha spreekt terecht van 'gidsen',
in het meervoud, want elk heeft zijn beperktheden; mannelijke
en vrouwelijke gidsen staan er op gelijke voet. Dat is wel nieuw
bij deze herlezing van de gebeurtenissen van de Uittocht: een
onverwachte feministische toets!
Micha brengt ons naar de kern van
de godsdienst: het is geen zaak van rituelen en praktijken die
men onderhoudt en van heilige plaatsen en tijden."Hoe
moet ik mij gedragen als ik voor de Heer wil verschijnen?"
God kan niets aanvangen met offerandes en offerpraktijken die
geen vertolking zijn van een liefdevolle ingesteldheid van het
hart. Het belangrijke? "De rechtvaardigheid beoefenen,
de barmhartigheid liefhebben en zonder pretentie op weg gaan
met je God".
|
Drie menselijke houdingen die we niet
mogen losmaken van elkaar. De rechtvaardigheid beoefenen zonder
de barmhartigheid lief te hebben zou ons kunnen hardvochtig maken
voor de zwakheden van de ander. God zelf is "de Barmhartige". |
Rechtop blijven, doorgaan, als bescheiden
pelgrims die bijgestaan worden door een God die zelf op weg is,
en die het ritme kent waarop we hem kunnen volgen zonder moe
te worden - dat is een goede manier om ons ander godsbeeld te
corrigeren, dat van een God als rechter, die de boekhouding bijhoudt
van onze prestaties en onze tekortkomingen!
Maar dàt is een God die men
vlug vergeet! |