|
|
- In de gevangenis van Caen
-
- Ik neem de trein naar Caen, samen met Raouf Oufkir, de
zoon van generaal Oufkir die met een staatsgreep geprobeerd heeft
koning Hassan II van Marokko van de troon te stoten.
-
|
Zijn boek geeft het relaas van zijn jarenlange opsluiting
en zijn uitzonderlijke ontsnapping. Meer was niet nodig om sommige
gedetineerden in vuur en vlam te krijgen. Vandaar hun wens om,
met medeweten van de aalmoezenier, Raouf te ontmoeten. |
-
- Ik ben al eerder in deze gevangenis geweest. Ze is voorbehouden
voor de langgestraften, en ik vraag me er altijd af: hoe kan
een mens het uithouden, 10 jaar, 20 jaar lang beroofd zijn van
zijn vrijheid? In de cultusplaats zijn een 20-tal gedetineerden
bijeengekomen. Twee van hen lezen ons heel geëmotioneerd
een tekst voor die ze met heel hun hart hebben voorbereid om
ons welkom te heten.
-
- Al vlug komt de kwestie van de vergeving ter sprake. Maar
wat is 'vergeven'? Het is niet voldoende te zeggen dat het niet
hetzelfde is als 'vergeten', en dat het het begane onrecht niet
ongedaan maakt. Raouf doet gelukkig iedereen bij zichzelf kijken:
"Jij, die erkent dat je schuldig bent, ben jij in staat
om een stuk weg af te leggen naar het slachtoffer?"
-
- Mourad, een jonge Marokkaan, zegt zonder omwegen: "Vergeving,
dat bestaat niet". "Toch wel", antwoordt Raouf.
"Ik ben er het levend voorbeeld van, dat vergeving bestaat.
Ik heb vergeving geschonken aan mijn beulen." - "Ik,"
zegt iemand anders, "ik heb tijd nodig gehad om mijn fout
te erkennen. Ik draag een wonde in mij. Maar wat voor zin heeft
het een stuk weg af te leggen, als het slachtoffer niets doet?"
- "Waar het op aankomt," zegt Raouf, "is
wat jij doet tegenover het slachtoffer."
- Een ancien neemt op zijn beurt het woord: "Ik
ben niet meer verbitterd, koester geen wraak meer. Ik heb me
ervan bevrijd." Dit gesprek laat Mourad niet onberoerd.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Gezinnen in de strijd
- In de Parijse voorstad wonen Afrikaanse gezinnen met hun
kleine kinderen opeengepakt in studio's, kamers van oude herenhuizen
of krotten. De burgemeester weigert hen te ontvangen. Hun dossiers
liggen al jaren te wachten op het gemeentehuis.
-
- Met de hulp van het comité Chômeurs et
Salariés ('werklozen en mensen mét een job')
beslissen ze een oude residentie voor bejaarden te bezetten,
een gebouw dat al drie maanden leeg en opgesloten staat.
-
|
15 dagen lang hebben de nieuwe bewoners kunnen genieten van
deze grote residentie. Maar op een ochtend komen de ordestrijdkrachten
iedereen evacueren: 21 gezinnen met hun 45 kinderen worden op
straat gezet. De deuren van de residentie worden onmiddellijk
dichtgemetsteld. De mensen komen in actie. |
-
- Op hun vraag om hun gezinnen te steunen ga ik in de late
namiddag naar ze toe, tegenover het gemeentehuis, waar ze zich
voorlopig geïnstalleerd hebben temidden van hun matrassen.
De kinderen spelen. De echtgenoten komen terug van hun werk.
De vrouwen, die mij bekoren met hun kleurrijke klederdracht,
bieden me thee aan. Ze onthalen me als iemand van de familie.
"Ik," zegt een van hen, "ik wacht
al twee dagen op u!" Ik bewonder hun vastbeslotenheid.
Ze zijn zich bewust van hun waardigheid en hun kracht.
-
- De delegatie die op de prefectuur ontvangen werd komt
weer bij ons. De gezichten zien er ontspannen uit. De prefect
heeft de situatie ontward. Het is een overwinning. "We
hebben in een half uur tijd verkregen waar we al drie maanden
lang naar vragen."
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Viering van een missionaris
Een missionaris, Spiritijn, is voor de zomerperiode teruggekeerd
van Benin naar zijn geboortestreek, de Vendée.
|
Ik heb veel waardering voor hem. Hij is een mens voor de anderen,
zoals Jezus. |
Het is nu 40 jaar geleden dat hij in zijn dorpskerk tot
priester werd gewijd. Naar aanleiding van die verjaardag is heel
de familie bijeengekomen om hem te vieren. Is hij niet de priester
van de familie, die tal van neven en nichten heeft gedoopt en
getrouwd? De dankviering blaakt van leven en emotionaliteit.
Ik ben de buitenstaander die het sermoen houdt.
Het feest gaat verder met een grote picknick op het gras
aan de rand van een vijver. Ik zit in de buurt van een jonge
vader die het nodig vindt me toe te vertrouwen: "De Kerk
boeit me niet meer. Ik ben onverschillig geworden. Ik praktiseer
niet meer. Waar het op aankomt, is de mens."
Zo zat er een rebel verscholen in die zo eensgezind christelijke
familie. Een sympathieke rebel. Zijn aanwezigheid in hun midden
kan een weldaad zijn voor hun geloof en de vragen die hij stelt
kunnen hen helpen om verder te groeien. Vooraleer ik van hem
wegga, fluister ik hem in het oor: "Blijf maar rebel!" |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ouders van leerlingen
|
In Nantes lopen een aantal schoolgaande
jongeren gevaar uitgewezen te worden. Zij zijn van buitenlandse
afkomst. Hun families zijn nog altijd niet geregulariseerd. |
Men houdt kinderen tegen aan de uitgang
van de school. Het gebeurt zelfs dat de politie binnengaat in
de school! Als men aan de kinderen raakt, groeit de betrokkenheid.
Onmiddellijk zijn ouders van leerlingen in beweging gekomen.
"Als ouders weigeren we dat kameraden van onze kinderen
uitgewezen worden." - "Tot hiertoe hebben we nooit
aan acties meegedaan, maar nu wel."
Het oudercomité nodigt me uit
om samen met professor Jacquard naar Nantes te komen. We vertrekken
allebei met de trein, zonder te weten wat ons daar te doen zal
staan. |
|
We kennen de dossiers niet. Maar
het bijzonderste is dat we erbij zijn en onze solidariteit laten
blijken. We beginnen met een persconferentie, in volle straat,
tussen de families en de media.
Met het comité gaan we vlug
iets eten in een restaurant. De bazin is zo blij me te mogen
verwelkomen dat ze me omhelst en de maaltijd aanbiedt!
We worden als delegatie ontvangen
door de voorzitter van de regionale raad, en daarna op het gemeentehuis
door de burgemeester. De humanitaire bezorgdheid van deze verkozenen
is overduidelijk. De onderhandelingen blijken positief te verlopen.
Het comité is tevreden. We kunnen weer met de trein naar
huis. |
|
|
|