Gebaren van solidariteit
Zoals elk jaar nam ik de trein om naar het klooster van La
Pierre-qui-Vire te gaan, om er enkele dagen door te brengen in
stilte en gebed. |
|
In de trein zat naast mij een vrouw die helemaal in beslag
werd genomen door enorme dossiers. Rechtover mij zat een jongere,
boordevol leven. Ik had plezier met zijn opmerkingen. Ook hij
had dossiers bij zich. Waarschijnlijk een student die zich aan
het voorbereiden was op een examen?
|
Plots kwam een jonge Noord-Afrikaan naar me toe en vroeg wat
water. Maar ik had er geen. Ik begreep dat het niet voor hem
was, maar voor iemand anders die het nodig had. Ik stond dus
op om hem te volgen. In de bagageruimte zat een andere Noord-Afrikaan
op de grond, hij kreunde en had het erg benauwd. |
Ik ging onmiddellijk terug naar mijn plaats om water te
halen. Ik hoefde het niet eens te vragen. De vrouw met de dossiers
overhandigde me haar fles water.
We deden onze zieke drinken en trokken hem, wat niet gemakkelijk
was, zijn zware leren jas uit, zodat hij beter zou kunnen ademen.
Juist op dat moment verscheen die jonge man waarvan ik
dacht dat hij een student was: "Ik ben dokter",
zei hij. We besloten de zieke naar de toiletruimte te brengen,
want hij maakte aanstalten om over te geven. Daarna gingen we
met hem naar de bar, ook niet zonder moeite, zodat hij wat suikerwater
kon innemen.
Bij al die stappen bewonderde ik het gedrag van die jonge
Noord-Afrikaan: zijn gevoel voor menselijkheid, zijn fijngevoeligheid,
zijn tegenwoordigheid van geest. Hij hield eraan iedereen te
bedanken. Toen hij de bagage van de zieke ging halen, bleef hij
even staan bij de vrouw met haar dossiers en zei: "Dank
u wel voor die fles water. Ik haal voor u een nieuwe." |