|
|
In Baskenland |
|
De universiteit van Mondragon, die me heeft uitgenodigd,
bevindt zich in de streek van Vitoria en Bilbao. Een vallei met
veel industrie, in hoofdzaak technologie. Een rijke streek, waar
men graag Baskisch spreekt. Een militante streek, waar de Baskische
zaak een erezaak is.
|
Op de universiteit zie ik grote spandoeken die oproepen om
deel te nemen aan een stakingsdag in Baskenland enkele dagen
later. Een staking met een politiek karakter. De studenten hebben
zelf de spandoeken aangebracht. Het zijn militanten. De directeur
doet alsof hij het niet ziet. |
De priesters onthalen me als een broer. Ze geven blijk
van grote openheid. Ze staan heel dicht bij de mensen.
Het probleem van het geweld houdt iedereen bezig. De schrik
eveneens. Als ik aan de zijde van de voormalige bisschop van
San Sebastian mij in het gesprek meng, kan ik niet nalaten iets
te zeggen over de geweldloosheid. Geweldloosheid openbaart de
kracht van iemand die niet bang is, en maakt iemand vrij die
gevangen zit in het getto van de angst. Geweldloosheid is als
een zonnestraal. Waar ze verschijnt, is ze een bron van licht
en warmte voor iedereen, zonder onderscheid.
|
|
|
|
Een noodkreet |
Het gebeurt nu en dan dat ik op straat aangesproken word
door een vrouw of een man die me vraagt te bidden voor een familielid
in levensgevaar.
Deze keer was het een man die misschien veertig was. Hij
vroeg of ik voor hem een momentje tijd had. De droefheid stond
op zijn gezicht te lezen. Hij wees naar het hospitaal Marie Curie
waar we heel dicht bij waren, en zei: "Mijn vrouw bevindt
zich daar. Ze heeft kanker. Ze is veroordeeld en heeft niet lang
meer te leven. Ik heb een zoontje van zeven jaar."
Hij zweeg. Tranen vulden zijn ogen. Ik zag hoeveel hij
van zijn vrouw en zoontje hield. Ik besefte dat zijn leven plots
aan het wankelen was gegaan. Ik luisterde naar hem en voelde
met hem mee.
Hij nam opnieuw het woord: "Ik weet niet of ik
gelovig ben. Toch vraag ik u maar voor mijn vrouw te willen bidden."
Ik zal die man ongetwijfeld nooit meer weerzien. Maar er
is een plaats voor hem in mijn gebed, en ook voor zijn vrouw
en zijn zoontje. |
|
|
Aan het woord
In veertien dagen tijd neem ik in Parijs aan drie manifestaties
deel: op de Place de la Nation met Palestijnen, op de Place du
Trocadero met Iranezen, aan de Fontaine des Innocents (vlabij
het Centre Beaubourg) met Tunesiërs. Plaatsen waar veel
volk voorbijkomt. |
|
Palestijnen, Iranezen of Tunesiërs - het zijn allemaal
mensen die de strijd niet opgeven, en vaak al een hele tijd aan
het vechten zijn. Ze klagen de schendingen van de mensenrechten
in hun land aan. Op elk van die bijeenkomsten vraagt men mij
het woord te nemen. Zo ben ik het gewoon.
|
Ik neem het woord in de openlucht en richt mij tot mensen
die zich niet beroepen op een of andere Kerk. |
Dat is mijn geluk. Ik mag zaaien in volle wind, en spreken
tot het hart en het geweten van mensen die het moeilijk hebben. |
|
|
|
Geslaagd |
Saïd heeft het initiatief genomen om de aandacht te
vestigen op de wijk waarin hij gewoond heeft en opgegroeid is:
Val Fouré.
|
Een risicowijk, berucht en bekend. Met veel humor stelt hij
de foto's voor, waarin hij die voorstad in beeld brengt, waar
geen plaats is voor poëzie, dromen en de kunst van het samenleven. |
De tentoonstelling vindt plaats in het theater "La
main d'or" in Parijs. Jonge (Noord-)Afrikanen zijn zeer
talrijk opgekomen. Muzikanten, ook Saïd, zorgen voor de
feeststemming. Een bar met buffet lijkt me méér
aandacht te trekken dan de foto's
Als Saïd me ziet, laat hij zijn instrument staan en
komt me verwelkomen. Hij is zeer opgetogen met mijn bezoek. Het
doet deugd te zien hoe blij hij is. Hij laat me zijn fototentoonstelling
zien, neemt de tijd om mij voor te stellen aan al zijn vrienden,
en blijft dan bij zijn vader staan, achteraan in de zaal. Zijn
vader is gelukkig en fier op zijn zoon. Zijn zoon is geslaagd.
Hij is naar Parijs gekomen, en heeft het hier waargemaakt.
Ook ik ben fier op Saïd. Hij heeft zijn eenvoudige
afkomst niet vergeten, zijn beruchte wijk, met de jongeren die
het er zo moeilijk hebben. Hij is geslaagd, en niét ten
koste van de anderen. |
|
|
In Beieren |
|
's Avonds was er een conferentie voor de volwassenen. 's
Ochtends was er een conferentie met de jongeren van het lyceum.
Het was goed!
Daar ik juist terug was van mijn bezoek aan Gaza, kon ik
niet anders dan spreken over wat ik gezien en gehoord had en
waar mijn hart vol van was. Ik voelde dat de jongeren onder de
indruk waren van het drama dat de bevolking in de Bezette Gebieden
ondergaat. Hun vragen maakten overduidelijk dat grenzen voor
hen niet bestaan, dat ze wereldburgers zijn. Ze voelden zich
betrokken en waren zich ervan bewust dat onze planeet één
groot dorp geworden is.
Een student wilde weten of ik dan nooit de moed verloor.
Ik zei van ja. Er bestaan onduldbare onrechtvaardige situaties
waar niets beweegt. Maar in de verenigingen waarin ik actief
ben stel ik gelukkig vast dat we nooit allemaal op hetzelfde
moment de moed kwijt zijn. Als de ene er genoeg van heeft en
ermee wil ophouden, is er een ander die zich opricht en verder
gaat. Daarom is het belangrijk niet alléén te blijven.
Hoop is iets wat men sàmen draagt. |